Nr. 2 Patrijskluchten
Wandelaars op de paden in de uiterwaarden worden soms verrast door het roetsj van een opvliegende klucht patrijzen. De patrijs is goed herkenbaar. Kop en keel zijn oranje-bruin, ook een oranje-bruine vlek op de buik en de flanken zijn grijs met oranje-bruine strepen. Het geeft de patrijs een goede camouflage in het veld.
Opvliegend patrijzen maken met hun vleugels een typisch geroffel, waarna ze in glijvlucht weer dalen. Ver en hoog vliegen doen ze niet, meestal strijken ze enkele tientallen meters verder weer neer waar ze in de ruigte verdwijnen. Bij gevaar drukken ze zich tegen de grond.
In deze tijd van het jaar verenigen ouderparen met jongen zich tot kluchten van wel 20 patrijzen. In januari/februari begint de paarvorming al. De patrijzen leven dan in koppels en zijn monogaam. De mannetjes bezetten territoria, waar ze met lokkreten vrouwtjes lokken en andere mannetjes duidelijk maken uit de buurt te blijven. In april maakt het vrouwtje een nest op de grond met meestal 12-16 eieren, die 23 tot 25 dagen bebroed worden. Het vrouwtje bebroed de eieren alleen en verlaat het nest heel weinig. Daardoor is zij dan ook kwetsbaar voor roofdieren. Het mannetje blijft in de buurt en leidt de aandacht van vijanden af. De jongen zijn nestvlieders, die meteen het nest verlaten en zijn na 2 weken al vliegvlug. Beide ouders blijven dan bij de jongen en verdedigen hun weer door vijanden mee te lokken, weg van de jongen.
Eieren van de patrijs kunnen geroofd worden uit onbeschermde nesten door kraaiachtigen, ratten, marterachtigen als de bunzing en hermelijn, die hier voorkomen, en egels. De jonge dieren kunnen door diezelfde dieren en ook vossen gegeten worden. Ouderdieren vallen ook ten prooi aan roofvogels, hier vooral de buizerd. Patrijzen voeden zich met zaden, wormen en insecten, maar de jongen worden vooral gevoed met insecten en zijn daar erg afhankelijk van.
In de Maasuiterwaarden hier komen tientallen patrijzen voor. Afzonderlijke koppels patrijzen zijn dit jaar ook waargenomen in de Bering, Kooistraat, Sluisweg, Kezie en langs de Nieuwstraat. Door vrijwilligers wordt ook In Alphen patrijzen in voor- en najaar geteld voor het SOVON om de ontwikkeling van de populatie te volgen.
Landelijk neemt het aantal patrijzen de laatste decennia sterk af. In het Noorden, het midden en het Westen van het land komt de patrijs bijna niet meer voor. Na de oorlog waren er 300.000 broedkoppels, in 2000 nog maar 10.000. Scharrelend door struweel, voedsel pikkend in stoppelvelden en in hoog, kruidenrijk grasland en nestelend achter een heg, zo leeft de patrijs. Maar dat landschap is na de 2e Wereldoorlog verdwenen. Door schaalvergroting in de landbouw en ruilverkaveling zijn er veel minder akkerranden met kruiden, houtwallen en rommelhoekjes evenals kruidenrijke wegbermen. Daardoor en door het gebruik van bestrijdingsmiddelen is het aantal insecten sterk achteruitgegaan. Voedselaanbod maar ook dekking en nestelmogelijkheden zijn verminderd. In een koud en nat voorjaar verhongeren veel jongen.
Verruigd grasland en kruidenrijke akkerranden zijn daarom belangrijk om de patrijs beschutting en voedsel te bieden. Dit helpt om de patrijs te behouden in ons landschap. De patrijs mijdt bomen en struikgewas, omdat daar veel roofdieren voorkomen. In de maasuiterwaarden past beheerder van de Galloways Willy van Zon sinusmaaien toe: bepaalde stroken worden als meanders in het graslandschap gemaaid. Door gefaseerd te maaien ontstaat er veel variatie in de beplanting en daardoor ook in insectenrijkdom. En dat verklaart waarom er hier zoveel patrijzen worden waargenomen. Het hele groeiseizoen zijn er dan insecten voor de patrijsjongen te vinden. De aanwezigheid van insecten wordt verder positief beïnvloed, doordat geen bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, zelfs geen antiwormmiddelen voor de Galloways. De verruiging van de uiterwaarden biedt de broedende patrijzen en hun jongen weer veel dekking, waardoor er minder kuikens ten prooi vallen aan roofdieren. Met zoals de wandelaar kan zien veel broedsucces hier voor de bedreigde patrijs.
Copyright@ 2021 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a
Foto patrijs © Vogelbescherming