
Nr. 15 Vliegende deur boven Maasplassen
Het gaat goed met het aantal vogelsoorten rond de Maasplassen. Het aantal bijzondere vogelsoorten, dat hier gespot kan worden, blijft zich uitbreiden. Na lepelaar, patrijs, kluut, visdiefje, casarca, bergeend en slobeend is er nu een heel bijzondere vogel bijgekomen: de visarend. Dit is veruit de grootste roofvogel, die in Nederland voorkomt.
De zeearend is 74 tot 92 cm groot en heeft een spanwijdte van 193 tot 244 cm. De zeearend heeft een zware, gele snavel
Volwassen exemplaren hebben een lichte kop en een korte, wigvormige, witte staart. Typisch in de vlucht zijn de brede gevingerde vleugels. Deze “vingers” worden gevormd door uitstekende vleugelveren. Door zijn enorme spanwijdte wordt de zeearend ook wel “vliegende deur” genoemd.
Jonge exemplaren hebben nog een donkerbruine kop en staart.
De Europese zeearend is nauw verwant met de in Noord-Amerika voorkomende Amerikaanse zeearend, die ook wel witkoparend wordt genoemd en het nationaal symbool is van de U.S.A.
De Europese zeearend komt voor vanaf Groenland in het westen tot aan de kust van de Stille Oceaan in Siberië in het oosten.
Verdwenen en comeback
In de 19e eeuw was de visarend bijna uitgeroeid in ons land. De vogels werden vervolgd, omdat zij zich tegoed deden aan kweekvis, ganzen en zwanen. De slecht afbreekbare gifstoffen, die in de jaren ’60 in de land – en tuinbouw werden gebruikt, waren de nekslag voor de visarend. Gif hoopt zich vooral op bij roofdieren aan het einde van de voedselketen. Door het gif werden eierschalen van roofvogels dun en breekbaar. Daardoor kelderde het broedsucces en ging hun aantal snel achteruit. Dit speelde in heel Europa.

In de Scandinavische landen wist de zeearend zich te handhaven. Nadat slecht afbreekbare gifstoffen verboden werden, volgde herstel van de populatie. Ook kreeg de zeearend vanaf toen in veel Europese landen de status van wettelijk beschermde diersoort. In de jaren ’90 nam het aantal zeearenden in Duitsland weer toe. Vandaaruit vestigde de zeearend zich weer in ons land. Herstel van de soort gaat langzaam, omdat het 4-6 jaar duurt voor een zeearend geslachtsrijp is en er per legsel maar 1 tot 3 eieren worden gelegd.
Lange tijd was de zeearend hier alleen een zeldzame wintergast. Tot 1996 werden ’s-winters hier 3-12 zeearenden per jaar waargenomen. Meestal waren dit jonge trekgasten uit Duitsland. Maar de condities voor een blijvende terugkeer in Nederland waren gunstig. De hoeveelheid gif in de natuur nam af, de zeearend was beschermd en er kwamen meer wetlands (waterrijke natuurgebieden). In 2006 werd voor het eerst succesvol gebroed in de Oostvaardersplassen. Tussen 2010 en 2019 werden 79 jonge zeearenden grootgebracht, die uitzwermden naar andere waterrijke gebieden. De zeearend vestigde zich in het Lauwersmeer, de Biesbosch, de randmeren rond de Flevopolders en in het Rivierengebied. En nu hebben ze ook hier de Maasplassen bereikt. In 2021 werd het aantal broedparen in ons land geschat op iets meer dan 20. Het aantal zeearenden in Nederland zit in de lift. Het aantal zeearenden in Nederland werd in 2021 geschat op 90 tot 160. De zeearend komt voor op de Rode lijst van beschermde diersoorten. Dit betekent dat overheden en terreinbeheerders hun plannen zo moeten inrichten, dat de bedreigde soort
in het gebied kan blijven leven en zich een stabiele populatie kan ontwikkelen.
Zeearend is een wetlandvogel
De zeearend leeft niet alleen van vissen. Deze arend jaagt ook veel op watervogels als meerkoeten, eenden en ganzen. Zo houden zij het aantal ganzen en eenden binnen de perken. Op het land zijn konijnen en hazen hun prooidieren. Bij ijs op het water voedt de zeearend zich ook met dode dieren.

De zeearend scheert laag over het water en vangt plonzend in het water aan de oppervlakte zwemmende vissen. Door zijn omvang lijkt het een logge jager, maar in de lucht is de zeearend verrassend snel en wendbaar. De zeearend vliegt met korte, rustige vleugelslagen en zweeft dan weer even. In de zomer maakt de zeearend ook gebruik van de thermiek van de opstijgende warme luchtstromen.
De zeearend plant zich langzaam voort. Het zeearendenpaar maakt een groot takkennest in een boom, dat meerdere jaren achtereen gebruikt wordt. In Scandinavië wordt ook wel langs rotswanden en op de grond gebroed. Het legsel van meestal 2 eieren wordt ongeveer 40 dagen door man en vrouw bebroed. De jongen blijven lang afhankelijk van de ouders. De eerste 70 dagen worden zij volledig door hun ouders gevoed. Pas na 5 maanden verlaten zij de ouders en zwermen uit op zoek naar een eigen leefgebied. Dan duurt het nog 4 tot 6 jaar voordat de jonge zeearend zelf geslachtsrijp is. Volwassen zeearenden zijn standvogels, die in een bepaald gebied blijven jagen totdat zij er bedreigd worden.
De zeearend, die hier rond de Maasplassen wordt gezien, is waarschijnlijk ook een zwervende jonge vogel, die zich nog niet gevestigd heeft met een partner. In veel gebieden blijft de zeearend maar kort hangen. Te weinig vis of watervogels of te druk met mensen zijn redenen op weg te trekken. Wil zich ook hier een zeearendenkoppel blijvend vestigen en tot broeden komen, dan moet er nog aan een voorwaarde voldaan worden. Aan de aanwezigheid van voldoende voedsel in de vorm van vissen en watervogels zal het hier niet liggen. Maar om tot broeden te komen heeft de zeearend ook rustige bosgebieden rondom het water nodig, zoals in de Biesbosch en Oostvaardersplassen. Brede groenzones met bomen, waarin zij hun takkennest kunnen bouwen. Rijkswaterstaat staat langs de rivieren geen boomgroei toe in verband met belemmering van de afvoer van water bij hoge waterstanden. Bij Heerewaarden in het natuurgebied bij Sint Andries is er daarom meer kans op vestiging van een broedpaar.
Copyright@ 2023 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a
Foto’s © Vogelbescherming,Wikipedia