
Nr. 16 Dassen in Alphen?
Vroeger dacht men dat de das bij de beren hoorde. Dat had vooral te maken met hun logge manier van voortbewegen. Met een lengte van 65 tot 80 cm is de das een van de grootste roofdieren, die in ons land voorkomt. In Alphen zelf zijn nog geen dassen gezien, maar aan de grenzen van ons dorp komen zij wel al voor. In de hoger gelegen wallen rondom de ontzandingsplas bij de Van Heemstraweg zitten veel dassenburchten. Maar ook in de wal rondom de voormalige vuilstort in Maasbommel en in hoger gelegen delen van de uiterwaarden tegenover de kom van Maasbommel komen dassen voor.
De das heeft een grote, brede kop. De kop is wit met daarop twee kenmerkende, zwarte strepen. Die witte strepen hebben een alarmfunctie. Wanneer een das bij onraad wegvlucht, zien andere dassen door de oplichtende witte strepen dat ook snel. De das heeft erg sterke kaken. Het is een pitbull onder onze roofdieren. Het lichaam is grijsbruin, kort en gedrongen met korte poten en staart. Onder de korte, witte staart zitten geurklieren. De das produceert een muskusachtige geur. De poten zijn uitgerust met stevige tenen met lange nagels, waarmee de das uitstekend kan graven op zoek naar regenwormen. In de buurt van de dassenholen rond fort de Voorne vind je in het weiland dicht bij de burchtingangen volop van die graafsporen.
Een das weegt 6 tot 17 kg. De das hoort tot de familie van de marterachtigen net als bunzings, wezels, otters en nertsen. Dichtbij de ingang van zijn burcht vind je ook krabbomen, die de das net als een kat gebruikt om zijn nagels te scherpen. In de buurt van de burchtingang en aan de grenzen van het territorium van de familiegroep kun je putjes vinden met hun uitwerpselen. Verder is de aanwezigheid van dassen af te lezen aan dassenwissels: paadjes van hun gangenstelsel van en naar de plekken waar zij voedsel vinden.

Leefomgeving
De das komt in heel Europa voor en in Azië tot in Japan. In het westen van ons lands, in het weilandengebied van Holland en Utrecht, leven geen dassen. De das geeft de voorkeur aan hoger gelegen gronden. Hij komt in allerlei leefgebieden voor, maar bij voorkeur in kleinschalig akker- en weilandengebied met bosjes en heggen. De das komt ook voor in meer open gebieden als heidevelden en in rivierdalen.
In zijn leefgebied moeten gronden voorkomen, die minimaal 1,5 meter boven het grondwaterpeil liggen. In die gronden kan de das zijn burchten bouwen. Verder moet het landschap de das voldoende voedsel en dekking bieden. In het ruwe gebied aan weerszijden van de Van Heemstraweg bij Heerewaarden wordt aan al die voorwaarden voldaan.
De das is een roofdier, maar de das is ook een slechte en luie jager, die alles eet wat op een makkelijke manier voor zijn zwarte neus komt. Vooral regenwormen, die in kort gras worden opgegraven. Maar ook kevers, slakken, afgevallen vruchten, paddenstoelen, noten en eikels, mais en graan staan op zijn menu. Dassen doen zich ook te goed aan bijen- en wespennesten. Een echte alleseter dus.
Dassenfamilies

De dassenburcht wordt bewoond door een familiegroep. Een dergelijke clan bestaat uit zo’n 2 tot 10 dieren met één dominant mannetje en vrouwtje: de beer en de zeug. Verder bestaat de familiegroep uit de jongen van dit en vorig jaar en bij gunstige omstandigheden soms nog een ondergeschikt vrouwtje. Doorgaans krijgt alleen het dominante vrouwtje jongen. Dassen graven meterslange gangen in bosranden, in hellingen, onder heggen en houtwallen maar ook in dijklichamen. De burcht heeft enkele tot tientallen in- en uitgangen. De nestingangen zijn 25-30 cm groot. Dassenburchten zijn te herkennen aan de grote hoeveelheid gemorst graafmateriaal en nestbekleding. Dit in tegenstelling tot vossenholen. De burcht wordt meerdere generaties lang gebruikt en telkens weer verder uitgebouwd, waardoor het een heel complex kan gaan vormen. Niet alle pijpen worden gelijktijdig gebruikt. In hun leefgebied maken de dassen ook bijburchten als er ergens tijdelijk veel voedsel is en vluchtpijpen: korte gangen waar ze bij gevaar zich in kunnen verschuilen. In de wal rond fort Voorne vinden we onder mei-en sleedoornheggen zo’n tientallen meters lange burcht. Het woongedeelte wordt bekleed met droog gras, takjes en bladeren. Dassen hebben in hun burcht ook inwoning van muizen, marters en vossen. Er zijn waarnemingen van spelende jonge dassen en vossen.
Het sociale leven van de das beperkt zich tot de burcht. Zij gaan meestal alleen op zoek naar voedsel. Weinig kans, dat je overdag een das ziet. Het zijn nachtdieren. Tot zo’n 6 km vanaf de burcht strekt zich hun territorium uit. De grenzen van het eigen voedselzoekgebied worden gemarkeerd met mest in putjes en andere dassen worden verdreven. De das houdt geen winterslaap, maar het voedselaanbod is ’s-winters wel veel kleiner. Richting de winter bouwt de das vetreserves op om het koude seizoen mee door te komen. Net als beren nemen zij dan in omvang toe. De dassen zijn dan veel minder actief en ze blijven dagenlang in hun gangenstelsel. Dassen uit een familiegroep verzorgen elkaars vacht en dragen de afscheiding van hun geurklieren naar elkaar over. Zo ontstaat de familiegeur waaraan zij elkaar herkennen. Een andere geur waarschuwt hen voor indringers.
Uitgestelde zwangerschap
Dassen krijgen maar een keer per jaar jongen. Meestal blijft een dassenpaar levenslang bij elkaar. Dassen kunnen het hele jaar paren, maar de innesteling van het embryo kan met hormonen uitgesteld worden tot einde winter. Zo worden de dassenjongen geboren in een seizoen waarin er weer volop voedsel is. Na een echte draagtijd van 7-8 weken worden in februari-maart 2 tot 5 jongen geboren, die de eerste 8 weken ondergronds blijven. Als de moederdas zo tegen april de omgeving veilig heeft bevonden, worden de jonge dasjes mee naar buiten genomen. Aanvankelijk ravotten ze buiten als jonge welpen met elkaar maar geleidelijk leert de moeder hun zelf voedsel te gaan zoeken. Sommige jongen blijven deel uitmaken van de familiegroep, andere dassen gaan op zoek naar een eigen leefgebied. Een das wordt 3 tot 6 jaar. In gevangenschap kunnen ze wel 3 keer zo oud worden.
Het gaat goed met de das
Rond 1900 kwamen er naar schatting 12.000 dassen in Nederland voor. Dat was in 1960 gedaald tot 1200. Er werd toen op de das gejaagd voor vlees. In Limburg werd ook dassenvet verkocht. Aan dat dassenvet werd geneeskrachtige werking toegeschreven. Het zou helpen tegen allerlei mijnwerkersklachten. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog nam de welvaart toe en daarmee het wegennet en de woonwijken. Kleinschalige landbouw verdween. De das verloor veel geschikte leefgebieden en er vielen veel slachtoffers onder de dassen in het verkeer.
De das heeft geen natuurlijke vijanden. Door beschermmaatregelen en toename van natuurgebieden is de populatie inmiddels weer aangegroeid tot 5.000-6.000 dieren. Veel dassen komen voor op de Veluwe, Zuid-Limburg en in Oost -Nederland. In Maas en Waal zitten veel dassen in de rivierduinen bij Wijchen, Hernen, Bergharen. Van daaruit zoeken dassen ook geschikte woongebieden in meer westelijk Maas en Waal. In Alphen hebben we volop waterplassen maar niet in combinatie met hoger gelegen wallen begroeid met houtwallen. Daarom is er weinig kans dat de das zich hier vestigt.
De grootste bedreiging voor de das nu is het verkeer en verdrinking in beschoeide watergangen van waaruit de das niet het land op kan klimmen. De das wordt geholpen door de aanleg van nieuwe natuurgebieden als de uiterwaarden in Maas en Waal en verder door bosjes en houtwallen in het landschap. Daar vindt de das voedsel en kan het dier zich veilig verplaatsen. Verstoring van zijn leefgebied door bijvoorbeeld te veel bezoekers en de aanwezigheid van honden beïnvloedt de voortplanting negatief. Zwangere vrouwtjes verliezen hun jongen en welpen kunnen door de gestreste moeder gedood worden.
Copyright@ 2023 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a
Foto’s © Natuurmonumenten, Dagblad van het Noorden