Slag Alphen

Nr. 20 Gesponsorde honingbijen

Alphen is 4 bijenkasten rijker: twee achter de basisschool en twee bij de vijver achter de Appelhoek. De bijenvolken zijn gesponsord door het verzekeringsbedrijf Chubb. De Landbouwuniversiteit in Wageningen doet onderzoek aan deze bijenvolken. Liquid Nature zorgt voor lessen op de Mariënhof en vrijwilligers van de werkgroep Biodiversiteit van SLAG hebben hutten van wilgentenen gebouwd, waarin de kasten geplaatst zijn.

Egyptenaren begonnen 2800 jaar geleden met het houden van honingbijen en met de Romeinen kwam de teelt ook in ons land terecht. In Nederland zijn er zo’n 360 wilde soorten bijen. De honingbij, die meestal gebruikt wordt in Nederland, is de Europese honingbij, ook wel de zwarte of westelijke bij genoemd. Er zijn nog meer bijensoorten die voor honingproductie kunnen worden gebruikt, zoals de Afrikaanse of Aziatische honingbij. De Europese honingbij is het meest aangepast aan ons klimaat. Door zijn donkere lichaamskleur warmt hij snel op, want bijen zijn net als andere insecten koudbloedig. Door zijn grote robuuste lichaam en lange beharing houdt deze bij de warmte ook beter vast.

Sociale organisatie bijenvolk

In de bijenkorf zijn er drie kasten: de koningin, de darren en de vele werksters. Uit onbevruchte eitjes komen de mannelijke darren. Darren hebben een enkele chromosomenset met uitsluitend genen van hun moeder: de koningin. De darren hebben als hoofdtaak het bevruchten van de koningin. Zij verzamelen geen honing en helpen ook niet mee aan de opslag. Wel helpen zij net als de werksters mee aan de temperatuurregeling van het nest. Wordt de temperatuur te hoog, dan helpen zij ventileren door met hun vleugels te wapperen. Is het te koud, dan gaan ze trillen en gaan de bijen meer verbranden en warmte produceren.
In de herfst worden de darren verstoten om honing te besparen. Darren die niet goedschiks de korf verlaten, worden door de werksters gedood.

Uit de bevruchte eicellen ontstaan de werkbijen en de koningin. De voeding bepaalt of een bevruchte eicel zich tot koningin of werkster ontwikkelt.
De werkster krijgt in de loop van haar korte leven verschillende taken. Sommige werkbijen horen tot de hofstaat en verzorgen en voeden de koningin. Andere beginnen als schoonmaakster, vervolgens worden ze verzorgster van de broedcellen, cellenbouwster, verwerkster van nectar en stuifmeel en bewaakster bij de korfingang. Alleen de laatste drie weken is zij haalbij.

Links: werkster
Midden: koningin
Rechts: dar

De lente- en zomerbijen leven door hun werkbelasting zo’n zes weken. Van de herfstbijen wordt minder gevraagd; zij leven langer tot de volgende lente.
Eicellen gevoed met koninginnengelei ontwikkelen zich tot koningin. Deze gelei is rijker aan suiker, vet en eiwit dan de voeding voor werksters en darren. Ook de vitaminesamenstelling is anders. De koningin en koninginlarven krijgen deze koninginnengelei in grote hoeveelheden.
Wanneer een koningin volwassen is, paart zij een of twee keer tijdens de bruidsvlucht met verschillende darren. De zaadcellen worden opgeslagen en gedurende de rest van haar twee tot vijfjarig leven kan de koningin bevruchte eitjes leggen.

De koningin heeft een groot achterlijf en in haar lichaam grote eierstokken. Ze kan 2000 eitjes per dag leggen en zo’n 200.00 per seizoen. De koningin legt bevruchte en onbevruchte eitjes. Net als bij andere insecten ontwikkelen zich uit de eitjes eerst larven. Die larven vervellen een aantal keer, waarna een pop ontstaat, waaruit na een grondige verbouwing de volwassen bij ontstaat.
Een koningin kan vijf jaar oud worden, maar wanneer zij minder productief wordt, dan wordt zij eerder vervangen door de imker of door het bijenvolk zelf.

Honing en andere bijproducten

Honingbijen produceren niet alleen honing maar ook bijenwas, propolis en koninginnengelei. Bloemen die door insecten bestoven worden, bevatten zoete nectar om bestuivers te lokken. Haalbijen verzamelen nectar en slaan dit op in een speciale, tweede maag. In de korf wordt de nectar overgedragen aan kauwbijen, die de nectar in hun maag een half uur bewerken en er enzymen aan toevoegen. Die enzymen zorgen voor omzettingen in de nectar. Met water wordt deze bewerkte nectar opgeslagen in honingraatcellen, die door werksters worden afgesloten met een dekseltje. Door de enzymwerking, kristallisatie van suikers en indamping ontstaat uit de nectar honing. De stoffen van verschillende bloemen in de nectar zorgen voor verschillen in smaak en kleur. Zo ontstaan linde- of bijvoorbeeld accaciahoning.
De honing is voor de bij bedoeld als winterreserve. Een bijenvolk verzamelt in een jaar gemiddeld 73 kg honing, waarvan 59 kg door de bijen en de larven zelf wordt geconsumeerd. Het overschot kan de imker oogsten. De imker voegt suikers aan de korf toe om het verlies aan honing te compenseren. Hij doet dit ook in periodes waarin er weinig nectar te vinden is in de natuur.
Van de vier in Alphen geplaatste korven krijgen twee korven suikers als winterreserve, twee andere volken behouden hun eigen honingvoorraad. Daarmee willen de onderzoekers van de Landbouwuniversiteit onderzoeken of het weghalen van de honing gevolgen heeft voor de vitaliteit van het volk.

Van honing is bekend dat het stoffen bevat, die bacterie- en schimmelgroei remmen. Al eeuwenlang wordt honing gebruikt bij ontstoken wonden, tandvlees of maag. Nu er steeds meer resistente bacteriestammen opduiken heeft de antibiotische werking van honing belangstelling gekregen uit medische hoek. Er wordt onderzocht hoe de bacterie – en schimmeldodende werking van honing versterkt kan worden en hoe voor een constante kwaliteit kan worden gezorgd.

Bijenwas is een vetachtige stof, die bijen gebruiken bij de opbouw van de honingraat. De zeshoekige cellen van de honingraat worden gemaakt door de werksters. Zij produceren hiervoor bijenwas met speciale klieren. De cellen zijn twee tot vijf millimeter groot en worden gebruikt als kraamkamer en voor opslag van stuifmeel en honing. De zeshoekige vorm is het meest efficiënt voor de bij. Bij deze structuur is er minder was nodig en is het geheel toch sterk. Bijen gaan economisch om met hun middelen. De productie van een kilogram bijenwas kost de bijen vier tot zes kg honing.
Mensen gebruiken bijenwas voor vele doeleinden, zoals voor het maken van kaarsen, boenwas en cosmetische producten.
Een ander product, dat de imker verkoopt is propolis. Propolis is een lijmachtige stof, die de werkbijen maken uit het sap van knoppen en bomen. Vooral hars wordt hiervoor gebruikt. Propolis wordt door de bijen gebruikt om kieren in het nest te dichten en wanden te bekleden. De propolis heeft een bruine kleur. Al bij de oude Grieken was de medicinale werking van propolis bekend. Ook propolis heeft een bacterie- en schimmeldodende werking. Propolis wordt gebruikt in keelpastilles.

Koninginnengelei is het voedsel, dat de werkbijen produceren voor de koningin en koninginlarven. Aan deze voedsel- en vitaminerijke gelei worden verschillende gunstige medische eigenschappen toegeschreven: vitaliserend, antibacterieel, remt de celdeling bij kanker, bloeddrukverlagend en remming diabetes.

Zwermen

Zwermen is natuurlijk gedrag van bijen. In lente of begin van de zomer verlaten de koningin en een deel van haar trouwste werksters de bijenkast en beginnen op een andere plaats een nieuwe kolonie. Dat is de natuurlijke wijze, waarop honingbijen zich vermeerderen en is niet helemaal te voorkomen. In het nest dat de koningin heeft verlaten, zijn meerdere koninginlarven aanwezig. De sterkste groeit uit tot nieuwe koningin en zij doodt haar concurrenten.
De imker probeert zwermen te voorkomen, want met het vertrek van een deel van zijn bijenvolk wordt de honingproductie minder en ook de bestuivingsservice. De imker kan op een aantal manieren de natuurlijke zwermneiging beteugelen. Goede ventilatie van de kast en het voorkomen van overbevolking zijn daarbij belangrijk. Ook zwermt het ene bijenras minder dan het andere.
Door eeuwenlange selectie van de imkers zijn er binnen de Europese honingbij verschillende rassen ontstaan, die verschillen in hun aanpassing aan het klimaat, zwermneiging, agressiviteit tegen de mens en resistentie tegen ziekten.

De bijendans

Werksters die veel voedsel hebben gevonden, geven informatie over hun voedselbron aan andere haalbijen van hun volk door. Na terugkomst laat zij haar collega-haalbijen ruiken aan het voedsel en maakt op de honingraat een rondedans in de vorm van een acht.

De hoek tussen een loodrechte verticale lijn over de honingraat – die in de korf hangt- en de lijn door het tussenstuk van de acht is hetzelfde als de hoek tussen een lijn van de korfingang naar de zon en de vliegrichting. Zo weten de transportbijen in welke richting ze moeten vliegen. De afstand kunnen ze afleiden uit de snelheid waarmee de vindster de achtjes van de rondedans loopt. Hoe sneller, des te dichterbij is de voedselbron.

Minder voedselproductie zonder insecten

Insecten zijn belangrijk als bestuivers van bloemen van zaadplanten in de natuur en in de land- en tuinbouw. Bij veel planten ontwikkelen zich alleen vruchten en zaden, wanneer er stuifmeel op de stamper is gebracht. Daardoor zijn bestuivende insecten heel belangrijk voor de biodiversiteit. Al onze fruitsoorten en land-en tuinbouwsoorten als koolsoorten, courgettes, erwten, bonen, tomaten, paprika’s zijn door de bouw van hun bloem afhankelijk van bestuiving door insecten. Planten die door insecten bestoven worden, hebben meestal een kelk, die bestuiving door de wind lastig tot onmogelijk maakt. Hoe dieper de kelk, des temeer is die plantensoort afhankelijk van insecten, die met stuifmeel van een andere bloem de kelkbuis inkruipen op zoek naar nectar en intussen ongemerkt voor bestuiving van de bloemstamper zorgen.
Daarom zie je ook veel bijenkasten geplaatst bij fruitboomgaarden in de bloesemtijd. Wereldwijd speelt bij de helft van de 100 belangrijkste voedselgewassen bestuiving door dieren een belangrijke rol. Uit onderzoek in Wageningen bleek, dat de opbrengst van Elstar met 40% afnam, wanneer verhinderd werd dat insectenbestuiving optrad. Ook waren de appels groter en meer symmetrisch gevormd, wanneer er wel bestuiving door insecten mogelijk was. Hetzelfde bleek het geval te zijn bij blauwe bessen en aardbeien.

Bijensterfte

s ’Winters sterven er altijd wel bijenvolken, maar de afgelopen jaren loopt dit schrikbarend op. Afgelopen winter stierf 37% van de bijenvolken. Een combinatie van factoren speelt een rol. Gebruik van insecten- en onkruidbestrijdingsmiddelen is er een van. Een andere factor is de komst van nieuwe typen mijten, bacteriën en virussen, die de bijen aantasten. De beruchte Varroa-mijt is er daar een van. Deze mijten zuigen lichaamssappen uit de bijen, larven of poppen, waardoor deze afsterven of vervormen. De bijen kunnen tegenwoordig ook minder nectar in de natuur te vinden door het verdwijnen van bloemrijke randen en hoekjes. Ook klimaatverandering speelt een rol. In warmere winters verlaten bijen al vroeg in het voorjaar de korf. Ze kunnen dan geen of weinig nectar vinden, maar verspillen wel energie. Er is nog meer onderzoek nodig naar wat lokaal de belangrijkste rol speelt bij het afsterven van de bijenvolken.
We kunnen de bijen in onze tuinen wel helpen. Bijen en andere insecten zijn geholpen bij de aanplant van meer inheemse bloemen in privétuinen en in het openbaar groen. Wanneer gazons en grasbermen niet gelijktijdig is hun geheel worden gemaaid, dan kunnen insecten steeds voedsel, een schuilplek en plantenstelen vinden, waarop zij hun eitjes kunnen afzetten. In combinatie met minder gifgebruik helpt dit de dramatische teruggang van insecten tegen te gaan.

Copyright@ 2023 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a.
Foto’s Natuur en Vogelwacht Rotta, Trouw

Scroll naar boven
Ga naar de inhoud