
Nr. 23 De buizerd
De relatief kleine torenvalk en de veel grotere buizerd zijn de twee roofvogels die je hier in de uiterwaarden en in de polder het meest ziet.
Wat opvalt aan de buizerd is zijn kleurvariatie. Zowel in kleur als tekening is er veel verschil tussen buizerds onderling. De meeste buizerds zijn roodbruin op de rug, maar er zijn ook buizerd die heel licht zijn. Ook hier zie je buizerds die wel lijken op een sneeuwuil: witgrijs met meer of minder donkergrijze vlekken. Andere buizerds hebben weer een egaal zwartbruine kleur. De borst is vaak lichter van kleur en heeft een vlekkenpatroon. In het vlekkenpatroon is meestal een vage U te herkennen. Al die variatie leidt ertoe, dat ook vogelaars zich soms vergissen.
De buizerd heeft een brede kop, die niet ver uitsteekt, brede vleugels en een korte staart met smalle dwarsbandjes. Het is een middelgrote roofvogel met een spanwijdte tot 128 centimeter en een lengte van kop tot staart van zo’n 57 centimeter. De poten zijn geel en de snavel is bij de buizerd zwart.
Buizerds kunnen wel 26 jaar worden in de vrije natuur.
Migratie
In de winter zie je hier extra veel buizerds. Van de armere voedselgronden op de Veluwe en van de Noord-Brabantse heidevelden trekken de buizerds naar de voedselrijkere kleigronden hier in het Rivierengebied. De populatie verdrievoudigt in de winter nog een keer door de komst van vogels uit het Noorden van Europa. Noordelijke leefgebieden in Scandinavië en Noord-Rusland worden in het winterseizoen geheel verlaten. In 2018-2020 werd het aantal broedparen van de buizerd hier geschat op tussen de 11.000 en 20.000. Dat zijn de standvogels, die hier blijven. Daar komen in de winter nog zo’n 30.000 tot 50.000 trekgasten uit het Noorden bij en een gelijk aantal dat hier op doortrek is en maar kort blijft. In maart vertrekken deze gasten weer naar het Noorden.
Paalzitter
Je ziet ze vaak zittend op een paal op de uitkijk of op een boomtak. De buizerd cirkelt boven zijn jachtgebied. Bij warm weer in de zomer maakt de buizerd gebruik van de thermiek om op te stijgen en cirkelt hoog boven zijn jachtgebied. Met zo min mogelijk energie probeert de buizerd zijn prooi te pakken te nemen. Vanaf zijn hoge positie laat hij zich langzaam lager zakken om zich dan van geringe hoogte op zijn prooi te storten. Zo doet hij dat ook als hij zit te loeren op een paal.
Topcarnivoor
De buizerd komt in heel Europa voor behalve in het uiterste Noorden. In Nederland heeft deze roofvogel zich over het hele land verspreid. Hun aantal is na de jaren ’70 van de vorige eeuw toegenomen. Toen kwamen de schadelijke effecten van het gebruik van bestrijdingsmiddelen onder de aandacht. Bij dieren aan het einde van de voedselketen komen juist de hoogste concentraties gifstoffen in het vetweefsel voor. Door het stapeleffect wordt bij elke stap in de voedselketen de concentratie vermenigvuldigd. Eind jaren ’60 namen de aantallen roofvogels dramatisch af. Dat leidde tot strengere wetgeving en gebruik van minder en makkelijker afbreekbare gifstoffen. Daarna herstelden de aantallen roofvogels zich. De buizerd is nog steeds een beschermde diersoort. Hij mag niet bejaagd worden en nesten mogen niet worden verstoord.
Zijn prooien
De buizerd heeft een voorkeur voor open land, dat zijn jachtterrein vormt, afgewisseld met boomgroepen of bos om te rusten, slapen of broeden. Dichte bossen met weinig open plekken worden gemeden. De buizerd is geen snelle roofvogel. Hij eet wat hij te pakken kan krijgen. Het grootste deel van zijn prooi bestaat uit muizen en jonge konijnen. Daarmee zorgen buizerds ervoor, dat de grootte van die populaties knaagdieren binnen de perken blijft. Als de mogelijkheid zich voordoet, dan worden ook mollen, jonge hazen en eekhoorns geslagen. Buizerds doen zich ook te goed aan wormen, krekels, amfibieën, jonge vogels en kadavers. Daarvoor struinen zij ’s-ochtends de bermen van snelwegen af. De buizerd jaagt vooral vanaf zijn hoge uitkijkpost. Boven open veld als hier in de uiterwaarden zie je de buizerd soms ook stil hangen in de lucht. Dit stil hangen of bidden, doet een buizerd veel minder dan een torenvalk. Zangvogels zijn voor de buizerd een moeilijker prooi. Hij is daarvoor te log en te weinig wendbaar. Alleen zwakke of zieke vogels worden zijn prooi. Kuikens van weidevogels als kievit en grutto vallen ook ten prooi aan de buizerd. Het herstel van de populatiegrootte van deze kwetsbare weidevogels wordt door de buizerd in gevaar gebracht.
Op akkers en in weilanden gaat de buizerd te voet op pad om wormen en slakken te verschalken.

Horsten
In het broedseizoen vormen de buizerds paren, die een territorium bezetten. In dat territorium hebben zij meestal twee tot drie nesten, die zij beurtelings van jaar tot jaar bezetten. Het nest in meestal in een hoge boom aan de rand van een bosje. Zij maken meestal gebruik van een al bestaand nest van hunzelf, kraaien of van een andere roofvogel. Dat nest wordt gerenoveerd en uitgebouwd tot een groot nest van wel een meter in doorsnede, 60 cm hoog en bekleed met mos. In het nest of horst worden twee tot vier eieren gelegd. Het broeden start in april-mei en duurt 33 tot 38 dagen. Het vrouwtje begint al na de leg van het eerste ei met broeden. Zij doet het leeuwendeel van het broedwerk. Manlief voert voedsel aan. Na het uitkomen voert het mannetje de eerste drie weken voedsel aan, dat het vrouwtje doorgeeft aan de jongen. Na drie weken helpt ook het vrouwtje met het aanvoeren van prooi. Na 50-60 dagen vliegen de jongen uit en worden dan nog enkele weken door hun ouders gevoerd.
Aanval op joggers

In broedseizoen kunnen buizerds agressief het nest verdedigen tegen indringers. Andere roofvogels, kraaien en ook argeloze voorbijgangers kunnen belaagd worden. Gemiddeld een à twee keer per jaar wordt in ons land een voorbijganger, meestal joggers, aangevallen door een buizerd. Meestal zijn dit slechts schijnaanvallen bedoeld om de indringer uit de buurt van nest en jongen te verdrijven. De buizerd scheert daarbij rakelings langs het hoofd en schouder. De buizerd valt de voorbijgangers altijd in de rug aan. Door je naar de buizerd te keren ,weet hij zich gezien. Met armbewegingen in de lucht kan de buizerd makkelijk verjaagd worden.
Zo gauw de jongen uitgevlogen zijn, bedaart ook de buizerd weer.
Variabele kleur en patroon
Opvallend aan de buizerd in vergelijking met andere roofvogels is hun variatie in kleur en vlekkenpatroon. Standaard heeft de buizerd een roodbruin verenpak, maar je ziet hier ook buizerds die meer thuis lijken te horen in de wit besneeuwde velden van Scandinavië of Siberië. Zwartbruine, bijna witte, licht- of donkergrijze buizerds komen voor. Ook de buikkleur en het vlekkenpatroon op de buik verschillen van buizerd tot buizerd.
Er is onderzoek gedaan naar deze kleurvariatie. De kleur van het verenpak van de buizerd is van invloed op wat ze eten, waar ze eten, op hun agressiviteit en hun overlevingskans De licht gekleurde buizerds zijn niet uitsluitend trekgasten uit Scandinavië. De lichte kleur zit ook in de genen van de hier voorkomende buizerds. De buizerds uit Scandinavië zijn wel vaker lichter van kleur. Lichte buizerds hebben een voordeel in Noordelijke streken en dus meer voortplantingssucces. In herfst en winter is er dus meer kans, dat je hier een licht gekleurde buizerd ziet.
Ook een andere verklaring voor de kleurvariatie viel af. Kleur en vlekkenpatroon veranderen niet met de leeftijd van de buizerd. Uit het onderzoek bleek, dat een buizerd zijn hele leven min of meer dezelfde kleur houdt.
Er komen hier dus voornamelijk roodbruine buizerds voor en minder lichte en donkergekleurde exemplaren. De verhouding tussen deze kleurtypen hier verandert, omdat zij niet even succesvol zijn in jacht en voortplanting. De roodbruine buizerds bezetten de beste territoriums en hebben meer succes in het voortbrengen van jongen. Deze territoria bevinden zich ook het verst uit de buurt van storende menselijke activiteiten.
Lichte buizerds zoeken het liefst voedsel in open veld en in niet te dicht begroeide bossen. De donkere buizerds hebben juist een voorkeur voor donkere dennenbossen. En de algemeen bruinrode buizerd kan overal terecht. Die voorkeuren hebben natuurlijk te maken met hun camouflage: de buizerd wil bij het jagen zo min mogelijk opvallen om zijn prooi niet te alarmeren.
De roodbruine buizerds zijn in ons land in het voordeel. Zij bezetten de beste plekken, kunnen overal terecht en een roodbruin koppel blijft ook langer bij elkaar dan een koppel met gemengde kleuren. Gevolg is dat het aantal roodbruine buizers onder de standvogels geleidelijk toeneemt.
Agressiviteit en kleur
Uit het onderzoek naar de variatie in kleur bij de buizerd bleek ook nog een verschil in gedrag. Licht gekleurde buizerdmannen zijn het agressiefst tegenover andere roofvogels; hun concurrenten. Bij de vrouwtjes zijn het de donkere exemplaren, die hun leef- en broedgebied het felst verdedigen tegen andere indringers dan buizerds. Tegenover hun soortgenoten zijn buizerds het agressiefst tegenover buizers van dezelfde kleur. Een mogelijke verklaring is dat een kleurgenoot als een “gelijke” wordt gezien en dus een concurrent is.
Onder een buizerdnest dus extra oppassen bij donker gekleurde vrouwtjes die hun nest en kroost verdedigen.
Copyright@ 2023 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a.
Foto: Vogelbescherming, Gruttoland.nl, Trouw