Ga naar de inhoud

Slag Alphen

Nr. 27 Meerkoet

Schuwe moerasvogel

In de vijver aan de Middendam zit weer een paartje meerkoeten. Meerkoeten hebben er vorig jaar ook genesteld en jongen gehad. Op veel meer plaatsen in Alphen is deze pikzwarte watervogel te zien. Het is tekenend voor de opmars die deze vogelsoort heeft gemaakt. De meerkoet was ooit een schuwe moerasvogel maar heeft zich de laatste tientallen jaren verrassend goed aangepast aan leven dicht bij de mens in dorpen en steden.
De meerkoet heeft een effen zwartgrijs verenpak met een opvallende witte bles en snavel. De witte bles is bij het mannetje iets groter dan bij het vrouwtje. Dit is het enige uiterlijk verschil tussen de twee geslachten. Ondanks zijn gebrek aan kleur is de meerkoet allerminst een saaie vogel. Wie het meerkoetenkoppel in de vijver gadeslaat, ziet dat het heel zorgzame ouders zijn, die hecht samenwerken. Maar ze hebben ook een agressieve kant. Zij verdedigen hun territorium fel tegen indringers. Wanneer meerkoeten jongen hebben, verjagen zij zwanen in de buurt van hun nest of kroost.

In het water, ter land en in de lucht

De meerkoet hoort niet bij de eenden maar bij de rallen. Meerkoeten hebben geen zwemvliezen tussen de tenen zoals eenden. Aan de drie tenen van een meerkoet zitten lobben. Met die lobben kan de meerkoet zich bij het zwemmen goed afzetten. In de modder en over stobben van waterplanten langs de oever kan de meerkoet met die lobben ook goed uit de voeten.
Wanneer ze opvliegen, maken ze eerst half rennend over het water snelheid. Meestal strijken ze iets verderop weer neer. Vliegen doet de meerkoet overigens niet graag. Liever dobbert hij op het water of scharrelt rond langs de waterkant. Maar ze kunnen weldegelijk goed vliegen. Daarvan getuigen de trektochten van Scandinavische meerkoeten naar hun winterverblijf in ons land. Ze maken een keffend, niezend geluid. Vooral bij hun onderlinge confrontaties wordt er een hoop kabaal gemaakt.
Tegenwoordig komt de meerkoet overal voor waar zoet water is: van polders tot in de Amsterdamse grachten. Het liefst vertoeft de meerkoet in water omzoomd door riet of andere oeverplanten, maar ontbreken die dan weten zij zich ook uitstekend te handhaven. Meerkoeten kunnen wel tien jaar worden.

Voornamelijk vegetariër

Meerkoeten eten vooral waterplanten, maar zijn ook dol op schelpdieren. Meerkoeten zoeken of meerdere manieren hun kostje bij elkaar: ze grazen op het land, pikken naar stukken waterplant en dieren in ondiep water, schrapen algen van stenen en duiken naar voedsel. Een meerkoet kan bij het duiken twintig seconden onder water blijven. Met de grote hoeveelheid lucht in hun verenpak is dat nog niet zo makkelijk. Je ziet ze een hubje maken om onder te duiken.
In de winter gaan ze over op het eten van gras, omdat het bovengronds deel van veel waterplanten dan afsterft. In het broedseizoen worden ook slakken, mosselen, visjes en zelfs rivierkreeften gegeten. Dit dierlijk voedsel is rijker aan eiwit en dat komt de groei van de jongen ten goede.

Gekrakeel in het broedseizoen

Een groot deel van het jaar zie je meerkoeten in grote groepen dicht langs de Maas in de uiterwaarden naar voedsel zoeken. Je kunt ze dan niet dicht benaderen: bij gevaar vluchten ze naar open water. Die groepen kunnen uit honderden vogels bestaan. Maar in het broedseizoen verandert dat. Dan zoeken meerkoetkoppels een eigen territorium en zijn er felle confrontaties om de beste plek in de vijver of sloot te verkrijgen of ter bescherming van de kroost. Bij die schermutselingen rennen ze over het water op elkaar af, komen met hun lichaam uit het water, spreiden hun vleugels, krijsen, ze boksen met hun achterpoten tegen elkaar of duwen elkaar koppie onder. De territoriumeigenaar wint doorgaans de knokpartij, waarna de verliezer om verdere schade te voorkomen de aftocht blaast, achterna gezeten door zijn belager.

Voorkeur voor plastic

Meerkoeten bouwen langs de waterkant, maar nog vaker op iets wat boven het waterniveau uitsteekt, een nest van bladeren en stengels van waterplanten. In de stad, maar ook hier in sloten en wetering, wordt allerlei drijfvuil verwerkt in het nest. In de Amsterdamse grachten wordt 90% van de nesten gebouwd op vlonders, gezonken bootjes of in het water geraakte winkelkarren. Meerkoeten verwerken opvallend veel plastic in hun nesten. Naturalis in Leiden is een onderzoek gestart naar de voor- en nadelen voor de meerkoet van het gebruik van plastic.
Meerkoeten leggen wel zes tot negen eieren per nest. Het vrouwtje broedt ongeveer 22 dagen. Manlief brengt haar voedsel. De eerste jongen worden geboren begin april. Tot in juli worden er jongen geboren. Die jongen zwemmen meteen met de ouders mee, maar zijn minder zelfredzaam dan eendenkuikens. Ze worden langer door hun ouders gevoerd. Meerkoetkuikens blijven 40 tot 60 dagen bij hun ouders.
De rode kopjes van de pasgeboren kuikens vallen op. Die rode kleur wordt veroorzaakt door een waslaagje aan de kopveertjes waar doorheen de kale, goed doorbloede hoofdhuid schijnt. Geleidelijk verdwijnt die rode kleur en krijgen de jongen zwartgrijs dons met een witte borst en buik. Pas later krijgen zij hun zwarte verenkleed.

Meerkoetouders met twee gezichten

Hoewel de meeste van de zes tot negen eieren in een meerkoetennest uitkomen, zie je meestal maar enkele jongen bij de ouders. Vier-vijf jongen bij een koppel is al veel. Ook bij de meerkoeten in de Middendam zag je vorig jaar maar twee jongen.
De uitval bij meerkoeten is groot. Veel kuikens vallen ten prooi aan ratten, snoek, reigers of aan meeuwen. De meeste kuikens sterven echter een hongerdood.

De eerste levensdagen is er concurrentie tussen de jongen uit een nest wie er voedsel van de ouders krijgt. De kuikens in een nest komen niet gelijktijdig uit: er kan enige dagen verschil tussen zitten. Die eerstgeboren kuikens hebben een voorsprong, omdat ze groter zijn. De ouders zijn in staat om ongeveer vier kuikens van voldoende voedsel te voorzien. En dat betekent, dat een deel van de kuikens van honger omkomt. De ouders laten dit gebeuren.

Wanneer de kinderschare op deze wijze is uitgedund, verandert de zorgstrategie van de ouders. Het kleinste kuiken wordt nu bevoordeeld met het krijgen van voedsel en een groter kuiken dat al zelf voedsel kan vinden, wordt afgepoeierd. De ouders schudden grotere kuikens die bedelen fiks door elkaar, waarna het bedelen stopt en het grotere jong afdruipt.
Uit onderzoek in Canada bij de Amerikaanse meerkoet, die nauw verwant is met de Europese variant, bleek de rode kopkleur van het jong hierin een belangrijke rol te vervullen. De moedermeerkoet voegt meer kleurstoffen toe aan de dooier naarmate ze meer eieren legt, waardoor de kop van het jong roder wordt. Hoe roder de kopkleur hoe jonger het jong in dat nest. Kuikens met een rodere kop krijgen een voorkeursbehandeling. Zo wordt het verschil in leeftijd en grootte weer rechtgetrokken en bereiken ook de later uit het ei gekomen kuikens eenzelfde lichaamsgewicht als hun iets oudere broertjes en zusjes

Broedzorg in voor- en tegenspoed

De zorg voor hun jongen wordt door beide ouderdieren gedeeld. Er zijn zelfs waarnemingen, dat jongen uit een eerder dat jaar geboren nest meehelpen de latere jongen te voeren. Ook komt het voor dat het gezin opgesplitst wordt en dat vader- en moedermeerkoet elk enkele kuikens grootbrengen.
Meestal blijft het bij één legsel per seizoen, maar verloopt dat minder succesvol dan beginnen de ouders aan een tweede ronde of soms zelfs wel aan een derde. Ondanks al die zorg overleeft 80% van de kuikens het eerste levensjaar niet.
In perioden van voedselschaarste verandert het gedrag van de ouders dramatisch. Onder die extreme omstandigheden zien we een sterke overlevingsdrang. Bedelende jongen worden verjaagd of zelfs verdronken. Het schaarse voedsel wordt dan gebruikt om zelf te overleven of voor een enkel kuiken.
In die situatie treedt ook broedparasitisme op: het meerkoetvrouwtje legt eieren in het nest van een soortgenoot, omdat het zelf te weinig energie heeft voor het broeden. Vanuit menselijk oogpunt minder sympathieke kanten van de anders zo zorgzame meerkoet, maar dit gedrag is instinctief en heeft als functie de soort te laten overleven.

Standvogels

Meerkoeten komen in heel de gematigde klimaatzone van Europa en Azië voor. De meeste meerkoeten blijven hier jaarrond. Sommige vogels overwinteren in Zuidwest Europa. Meerkoeten uit Noordoost Europa brengen hier de winter door. Men schat dat er in de winter zo’n 430.000 meerkoeten hier overwinteren. In het broedseizoen verblijven er in ons land nog rond de 120.000 meerkoeten.
Vanaf half juni zoeken de oudere jongen en ouders aansluiting bij grote groepen meerkoeten op open water. Op het IJsselmeer en op de randmeren rond de Flevopolders en de Markerwaard komen ’s-winters groepen voor van duizenden meerkoeten. In zo’n grote groep is een dier veiliger voor roofdieren dan als enkeling of in een klein groepje.

Stabiele populatie

Het aantal meerkoeten is in vergelijking met de jaren ‘60 flink toegenomen. De populatiegrootte stabiliseert nu. Vijanden heeft de volwassen meerkoet niet veel. Alleen de grote zeearend heeft het op deze middelgrote waterdieren gemunt.
Dit succes is veroorzaakt door uitbreiding van het aantal natuurplassen, voedselrijker water in Nederland met meer waterplanten en gedragsaanpassing van de meerkoet. De minder schuwe meerkoeten konden gebruik maken van meer leefgebieden in de stad of in dorpskernen.

Copyright@ 2024 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a.
Foto’s © Vogelbescherming, VARA Vroege Vogels

Scroll naar boven