Ga naar de inhoud

Slag Alphen

Nr. 28 Wadi

Wadiplanten stekken

De wadiplanten in de Valksestraat bieden wandelaars het hele jaar bloeiende planten. In april bloeide de moeraswolfsmelk al, daarna volgen dotterbloem, gele en blauwe lis en de witte pluimen van de moerasspirea. In de herfst zijn er asters en de “sigaren” van lisdodden.
Deze natte leefomgeving met een gevarieerde begroeiing van inheemse moerasplanten biedt weer levenskansen voor onder andere insecten en amfibieën, die sterk in aantal achteruit gaan. Vrijwilligers van de werkgroep biodiversiteit van SLAG hebben stekken van deze planten genomen en geplant in de wadi voor het retentiebekken bij de Appelhoek.

Gewone Dotterbloem

De knalgele dotterbloem valt op langs de waterkant. Langs de vijver achter de Appelhoek zijn er zo’n 90 dotterbloem geplant. Zij zullen volgend voorjaar de oever van het retentiebekken geel kleuren. De dotterbloem heeft grote, hartvormige bladeren, die donkergroen zijn en wat vettig aandoen. Deze oeverplant bloeit met grote, dooiergele bloemen. Ze lijken op boterbloemen, maar zijn veel forser. De bloemen zijn twee tot vijf cm groot. Soms bloeit de dotterbloem in het najaar nog eens. De meeldraden hangen buiten de bloem. Dit voorkomt zelfbestuiving. De dotterbloem wordt druk bezocht door insecten. De bloemen scheiden veel nectar af. De kokervormige vruchten van de dotterbloem springen open door uitdroging. De zaden komen dan in het water terecht en zorgen voor verspreiding van de dotterbloem.
De gewone dotterbloem komt langs sloten en waterranden in het Rivierengebied nog veel voor. In de rest van Nederland is deze plant zeldzaam. Van nature komt de gewone dotterbloem voor in natte graslanden waar het waterpeil ’s-winters net onder of boven het maaiveld staat. Vijverliefhebbers planten deze oeverplant in hun tuin langs de vijverrand. Zoals meer waterplanten breidt de dotterbloem zich uit met wortelstokken.

Moerasspirea

Moerasspirea heeft varenachtig blad met rode bladstelen. De plant wordt zo’n 80 cm hoog en krijgt pluimen met roomwitte bloemen. De bloemen hebben een amandel-/honingachtige geur. De plant bloeit van juni tot september. Ze produceren geen nectar maar wel veel stuifmeel. Daarom worden ook deze planten druk bezocht door insecten, die voor bestuiving zorgen. Bijen, hommels, kevers, zweefvliegen en dag- en nachtvlinders komen op de moerasspirea af.
Vroeger werd moerasspirea gebruikt om een natuurgeneesmiddel tegen gal- en nierziekten, jicht of zenuwpijn te maken. Nu worden gedroogde bladeren en bloemen nog gebruikt om thee te trekken, die koortswerend werkt. Moerasspirea bevat aspirineachtige stoffen. Voor de liefhebbers hebben blad en bloemen allerlei culinaire toepassingen.
Met zijn wortelstokken breidt de moerasspirea zich aan de waterkant sterk uit. Daarom is deze soort vrij algemeen in Nederland.

Rietsigaar

De bekende “sigaren” in sloten zijn de vruchtaren van de lisdodde. Het gaat hier om de grote lisdodde. Er is ook een kleine lisdodde, die wel langs tuinvijvers wordt gebruikt. Lisdodden zijn overigens berucht, omdat ze met hun wortelpunten door het vijverfolie boren. De grote lisdodde wordt vrij hoog, wel zo’n tweeëneenhalve meter. Hun smalle bladeren staan als bij prei rondom de stengel. Ze breiden zich vooral met hun wortelstokken sterk uit en kunnen daardoor vele vierkante meters aan het water bedekken. De bloem van de lisdodde is eerst groen en verkleurt later naar bruin, dan ziet deze aar eruit als een sigaar. De punt van deze sigaar bestaat uit mannelijke bloemen. Daaronder zitten de vrouwelijke bloemen waar de zaden zich ontwikkelen. Na bestuiving en zaadvorming valt de “sigaar” uiteen in veel pluis. De zaadjes zijn omgeving met pluizige haren, waardoor ze makkelijk via de lucht verspreid worden en ook nog een poosje blijven drijven als ze in het water terecht komen. De zaadjes vinden zo verder van de moederplant een groeiplek.

De lisdodde investeert niet veel in deze geslachtelijke voortplanting; de vermeerdering met wortelstokken verloopt met veel meer succes. Alleen riet kan het wat betreft groeikracht tegen de lisdodde opnemen. De lisdodde wordt oud.
De lisdodde komt veel voor langs het water met vruchtbare grond, zoals in het Rivierengebied. Lisdodden zijn typische moerasplanten en staan met hun voeten 20 tot 60 centimeter in het water. Voor al die oeverplanten die met hun wortels onder water staan, is het een probleem zuurstof bij de wortels te krijgen. De lisdodde lost dit op met holle kanalen vanaf de bladeren door de stengel tot in de wortelstokken.
Vroeger werd het pluis van lisdodden gebruikt om kussens en matrassen te vullen. De bladeren werden gebruikt als strooisel en de aar als droogbloem of als toorts.

Moeraswolfsmelk

Een opvallende plant in de wadi in de Valksestraat is de in april bloeiende moeraswolfsmelk. Met wolfsmelken is het oppassen. Wolfsmelken danken hun naam aan het witte sap, dat de stengels bevatten. Dit sap wordt ook wel heksen- of duivelsmelk genoemd. Deze melkachtige vloeistof staat onder druk en bij beschadiging stroomt het uit de stengel. Het dikke sap droogt op tot een rubberachtige afsluiting van de wond. Het sap irriteert de huid. Naast wondafdichting beschermt de wolfsmelk zich zo ook tegen vraat door dieren.
De moeraswolfsmelk heeft lichtgroen blad en bloeit met geelgroene blaadjes. Wolfsmelken hebben heel aparte bloemen. Die stengels verkleuren in de herfst naar rood en blijven lang staan.

Gele lis

Bij de gele lis rijzen de bladeren als rechtopstaande zwaarden uit het water op. De gele lis wordt iets groter dan een meter. Ze hebben in het voorjaar grote, gele bloemen, die door hommels en zweefvliegen worden bestoven. De zwavelgele bloemen zijn wel tien centimeter groot. De buitenste drie kroonbladeren hangen naar buiten en vormen zo een landingsplek voor insecten. Onderin de kelk bevindt zich de nectar. Alleen insecten met een lange tong kunnen erbij. De bezoekende insecten strijken als ze in de kelkbuis kruipen langs de meeldraden en nemen op hun rug stuifmeel mee om zo een volgend gele lis te bestuiven. Na de bestuiving verwelken de bloemen snel en groeit het vruchtbeginsel uit tot een doosvormige vrucht met rijen bruine zaden. De zaden van de gele lis bevatten ook luchtholtes en blijven daardoor goed drijven. Ze zorgen zo op andere plekken langs het water weer voor groei. De gele lis is een krachtige groeier.

De gele lis groeit aan oevers in het water of op droogvallende, vochtige gronden. Ze vormen uitgebreide wortelstokken, waarmee de gele lis zich sterk uitbreidt. In de bladeren die uit de wortelstokken oprijzen zitten weer luchtkanalen om de wortels van zuurstof te voorzien. De gele lis komt veel voor in sloten en langs poelen in Alphen en is ook aangeplant in de wadi’s in de Valksestraat en Appelhoek.
De blauwe lis, die ook in de wadi’s voorkomt, is geen inheemse plant. Het is een tuinplant, die ook goed groeit in een nat milieu.

Natuurlijke waterzuiveraars

De gele lis neemt net als de lisdodde bij zijn groei veel voedingstoffen op uit het water. Gele lis, riet en lisdodden worden gebruikt om water te zuiveren van een te veel aan voedingsstoffen. Afvalwater stroomt daarvoor over vloeiweiden begroeid met snelgroeiende moerasplanten. De bladeren van die moerasplanten worden telkens afgemaaid en geoogst om verwerkt te worden tot compost. Met de bladeren wordt ook een te veel aan nitraat en fosfaat afgevoerd.
Dit principe staat bekend als een heliofytenfilter en wordt ook toegepast bij (tuin)vijvers met vissen. Via het visvoer en de vissenpoep komen veel voedingszouten in het water terecht, die de algengroei sterk bevorderen. Door snelgroeiende oeverplanten langs de vijver te planten en de bladeren te oogsten kan het vijverwater minder voedselrijk gemaakt worden.

Copyright@ 2024 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a.
Foto’s © Wikipedia,WikiWoordenboek

Scroll naar boven