
Nr. 29 Spreeuwen
Sprouwen
Hier in de Betuwe zijn we allemaal vertrouwd met spreeuwen, sprouwen in het Maasenwaals Je ziet ze wormen uit de grond trekken in je gazon of in een weiland. Een zwerm spreeuwen plukt in een mum van tijd je kersenboom leeg. In korte tijd doen zij zich te goed aan (bijna) rijpe kersen. Toch hebben deze drukke, vrolijke kwetteraars ook een positieve kant: ze verwijderen grote aantallen schadelijke emelten uit de grasmat. Je ziet spreeuwen nooit alleen: het zijn sociale dieren met interessante kanten. Nu in de herfst zie je in de lucht hele wolken spreeuwen, die in golvende patronen vliegen.
Met zijn gespikkeld verenpak is de spreeuw in de herfst makkelijk te onderscheiden van een merel, die egaal zwart of zwartbruin is. Op het eerste gezicht lijkt een spreeuw een zwart veren te hebben. Maar wanneer de zon erop schijnt dan verschijnt een paarse, blauwe, groene of roestbruine gloed op de veren. De spreeuw heeft op zijn zwarte veren lichtere spikkels. Die spikkels ontstaan door een wit puntje aan het einde van hun veren. Nu in de herfst hebben de spreeuwen pas geruid en zien we die spikkels het best. In de loop van de winter sluiten die veertoppen en daarmee verdwijnen de spikkels van de spreeuw. Het lijkt dan een andere vogel in een egaal zwart pakje.
De jonge spreeuwen hebben tot de herfst een onopvallende bruine kleur. Nog voor september ruien deze jonge spreeuwen en krijgen het typische spreeuwen-verenpak. Spreeuwen hebben in de broedtijd een spitse, gele snavel. Buiten het broedseizoen is hun snavel grijszwart. Deze kleurverandering wordt veroorzaakt door hormonen.
Emelten
De spreeuw voedt zich met slakken, rupsen, insecten maar vooral met emelten. Emelten zijn de larven van langpootmuggen. Je ziet ze door het weiland stappen en met hun spitse snavel in de grond wroeten. Ze ontdoen de grasmat van veel emelten en voorkomen zo dat de emelten met hun gegraaf de grasmat beschadigen. Wanneer een zwerm spreeuwen voor vertrek na de slaapboom hun maag vult voor de nacht, dan verwijdert zo’n zwerm tientallen tot honderden kilo’s aan emelten uit een weiland.
In de herfst vullen zij hun dieet aan met bessen en vruchten. In de late herfst storten zij zich ook op gezaaid winterkoren. In België heeft men in fruitteeltgebieden de overlast door spreeuwen proberen te beperken door slaapbomen met dynamiet op te blazen. Dat had maar weinig effect. De populatie herstelde zich weer snel. Ook vogelverschrikkers en kanonschoten verjagen de spreeuwen maar kort. Ze wennen er snel aan. Effectiever is het met een versterker laten horen van de angstschreeuw van de spreeuw. Daar blijven de spreeuwen gevoelig voor.

Geen koloniebroeder
De spreeuw is zeer algemeen in Nederland. Het is een van de meeste voorkomende broedvogels. De spreeuwen zoeken bij voorkeur een partner met lange keelveren. Die keelveren krijgen spreeuwen met de jaren en het is een signaal, dat de spreeuw goede overlevingsgenen heeft. Dat is voor het vrouwtje weer meer garantie op gezond nageslacht.
Spreeuwen nestelen in holtes in bomen, onder de dakrand of in nestkastjes.
De spreeuw broedt tussen half april tot eind juni met een of twee legsels van vier tot zes eitjes. De broedduur is ongeveer 13 dagen. Het eerste spreeuwenei wordt steeds rond 21 april gelegd. De eieren komen na een broedduur van 13 dagen uit, gemiddeld vier per nest. Op het nest worden de jongen zo’n tweeëneenhalve tot drie-en-een-halve week gevoerd. Daarna voeren de ouders nog zo’n week voedsel aan als de jongen het nest al verlaten hebben.
Hoewel spreeuwen na het broedseizoen in erg grote groepen voorkomen, zijn spreeuwen geen typische koloniebroeders. Wel hebben zij graag enkele soortgenoten in de buurt. Zo’n groep bij elkaar nestelende spreeuwen broedt synchroon: het leggen van de eitjes, het broeden en het uit het ei komen van de kuikens verloopt min of meer gelijktijdig. Dat heeft als voordeel, dat wanneer na het uitvliegen jongen hun ouders kwijtraken zij geadopteerd worden door andere spreeuwenouders.
Na drie weken zijn de jongen zelfstandig. Dan is er nog krap tijd voor een tweede legsel, want na de langste dag beginnen de spreeuwen al te ruien. Zestig procent van de spreeuwenkoppels begint nog aan een tweede broedsel.
Spreeuwen kunnen wel zestien jaar oud worden, maar de gemiddelde levensduur is 1,4 jaar. Een spreeuw heeft maar 50% kans dat hij volgend jaar nog leeft. Sperwers jagen op spreeuwen en veel spreeuwen bezwijken aan infectieziektes als luchtpijpwormen en luisvliegen.
Imitators en versierders
Spreeuwen zijn sociaal erg actieve vogels. Ze leven in grote groepen, die erg luidruchtig zijn. Spreeuwen zijn kunstenaars in het imiteren van geluiden van mensen, machines, andere vogels en zelfs mobieltjes. Ze slapen in grote groepen in bomen of in rietvelden. Ook bomen in de stad worden als slaapplek uitgekozen, omdat het daar warmer is. De spreeuwen versieren hun nest met jonge blaadjes, bloemen en knoppen. Dan doen ze niet voor de sier. Tussen die plantendelen zitten stuifmeelkorrels. Op die stuifmeelkorrels zitten weer roofmijten. Die roofmijten vreten de stuifmeelkorrels maar nog liever jagen ze op vogelluis. Minder vogelluis betekent dat er meer spreeuwenjongen overleven.
Strategische voedsel zoeken
Het nest wordt gebouwd op enkele honderden meter van het voedselgebied. Bij een afstand van meer dan 500 meter kost het de spreeuwenouders zelf te veel energie om de jongen te voeren en overleven weinig jongen. De spreeuw heeft een voorkeur voor eiwitrijke rupsen, maar die zijn lastig te vinden. De jongen zouden omkomen van honger wanneer het spreeuwenpaar uitsluitend rupsen zou aanvoeren. De rupsen worden aangevuld met de makkelijker te vinden emelten. Maar wanneer veel emelten gevoerd worden, dan krijgen de jongen diarree. Een lastige keuze dus voor de spreeuw. De ouders moeten een balans vinden tussen voedselkwaliteit en de totale hoeveelheid die het nest jongen nodig heeft. Uit onderzoek blijkt dat hoe groter het aantal jongen in het nest des te meer de ouders noodgedwongen overschakelen op het voeren van emelten. Met dus als gevolg dat het aantal spreeuwenjongen dat overleeft, vermindert door diarree.
Trekvogel
Het lijkt alsof de spreeuw hier jaarrond aanwezig is. Maar een deel van de hier broedende spreeuwen trekt in het najaar naar iets zuidelijker gebieden, namelijk naar Engeland, België of Noord-Frankrijk. Spreeuwen uit Noord- en Oost-Europa komen naar hier, zodat er ’s-winters hier nog meer spreeuwen huizen dan in de zomer. In de zomer komen hier zo’n 400.000-750.000 broedparen voor, het aantal spreeuwen in de winter hier wordt geschat op drie tot zeven miljoen. Het aantal spreeuwen neemt wel af. Verdroging van grasland al dan niet door natuurlijke oorzaken en minder broedmogelijkheden in steden zijn hiervan de belangrijkste oorzaken.
Een groot deel van de spreeuwen trekt al na het einde van de broedperiode een paar honderd kilometer naar het zuiden. Zij trekken dus weg in zuidwestelijke richting. Niet zo ver als ooievaars of zwaluwen, die naar Afrika vliegen, maar toch een hele riskante onderneming voor de vogels, met name voor de jonge vogels. Nederlandse biologen onderzochten hoe spreeuwen hun trekrichting weten. Daarvoor verplaatsen zij spreeuwen uit de regio Den Haag naar Zwitserland. Toen bleek dat de oudere spreeuwen hun trekrichting aanpasten en vanuit Zwitserland in noordwestelijke vlogen naar hun overwinteringsgebieden in Noord-Frankrijk en Zuid-Engeland. Maar de jonge spreeuwen waren de kluts kwijt en trokken vanuit Zwitserland weg in zuidwestelijke richting en belanden in Zuid-Frankrijk en Spanje. Het trekgedrag van de spreeuw is dus in grote mate erfelijk bepaald. Tijdens hun leven leren oudere spreeuwen zich te oriënteren op kenmerken van het landschap waarover zij vliegen. Zij leren ook gebruik te maken van aardmagnetisme voor het kompas in hun hersenen. Het is niet alleen een kwestie van soortgenoten achternavliegen. Door dit aangeboren trekgedrag kunnen de jonge spreeuwen ook minder snel hun trekgedrag bijstellen nu de gemiddelde wintertemperatuur hier stijgt.
Spreeuwen komen in heel Europa voor met uitzondering van de warmste gebieden in Zuid-Europa. Ze komen van nature ook voor in centraal Azië. Ze zijn ingevoerd in Nieuw-Zeeland en in de V.S. In Amerika komen ze nu voor van Alaska tot Mexico en zijn een ecologische ramp, omdat ze de daar voorkomende lijsters en pestvogels wegconcurreren.
Spreeuwenzwermen botsen niet

Nu in het najaar verblijven er miljoenen spreeuwen in ons land door de komst van wintergasten uit Scandinavië en Rusland. Dan is er ook de meeste kans om duizenden spreeuwen in golvende formaties in de lucht te zien. Spreeuwen binnen deze formatie komen nooit in botsing met elkaar. Dat komt omdat ze allemaal even hard vliegen (zo’n 36 kilometer per uur). In de formatie houdt elke vogel 7 spreeuwen in zijn buurt in de gaten en past zijn vliegrichting en de onderlinge afstand aan. Een afwijkende vliegbeweging van enkele vogels in de zwerm leidt er dan al snel toe dat de hele vlucht een bepaalde kant op zwenkt, omdat ze hun vliegrichting aanpassen aan hun zeven buren. De vogels in de binnenbocht leggen een kortere weg. Maar de afstand tot elkaar moet wel hetzelfde blijven en ook hun vliegsnelheid. Dat wordt opgelost doordat de vogels in de binnenbocht gelijktijdig met het zwenken naar links of recht ook een bocht naar boven of beneden maken.
De spreeuwen hoeven niet de gedachten van hun buren te kunnen lezen of bepaalde leiders in de zwerm te volgen om in deze ingewikkelde, golvende patronen te vliegen. Het is geen hogere wiskunde of navigatiekunst. Het is eenvoudig een kwestie van even hard blijven vliegen en evenveel afstand houden tot de zeven directe buren.
Een beginnende zwerm groeit doordat meer spreeuwen zich aansluiten om naar dezelfde slaapplek te vliegen. Waarom vliegen de spreeuwen in deze spectaculaire zwermen? Spreeuwen slapen samen in bomen. Dat is veiliger: vele ogen zien meer dan twee. Een ander belangrijk voordeel van de golvende zwerm is, dat roofvogels zich moeilijk kunnen concentreren op een prooidier in die heen en weer bewegende zwerm. Ook kunnen de spreeuwen elkaar in de ochtend volgen naar voedselrijke gebieden.
Copyright@ 2024 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a.
Foto’s © Wikipedia, Erik Nevels, Lageman Graszoden