
Nr. 3 Bevers langs Maas en wetering

Langs de Maas, Alphense en grote wetering en langs de Nieuweweg worden beversporen gevonden. Typisch zijn de in zandlopervorm geknaagde wilgenstammen zoals langs de Kooiweg in Dreumel.
De bever is perfect uitgerust voor dit knaagwerk. Met 4 grote snijtanden, die als beitels in het hout klieven. Deze snijtanden zijn oranje met extra dik glazuur. De bever is 70 tot 100 cm lang met nog een platte, geschubde staart van zo’n 25 tot 36 cm. Daarmee is de bever het grootste Europese knaagdier.
Bevers zijn nachtdieren. Hooguit in de ochtend- of avondschemering zie je hun kop zwemmend boven water. Vroege passanten op het Lithse veer worden soms verrast als de veerman inhoudt om een bever voorrang te verlenen. Bij gevaar slaat de bever met zijn staart op het water om zijn soortgenoten te waarschuwen. Een ander kenmerk zijn de “beverglijbaantjes”. Op plekken langs de oever waar de bevers vaak tegen het talud opklimmen en weer het water inglijden ontstaan deze glijbanen, zoals je die kunt vinden langs de Reefwetering achter de Merenweg in Dreumel.
Bevers leven meestal in een familiegroep. Zo’n groep bestaat uit een ouderpaar en hun jongen van de laatste 2-3 jaar. De oudere jongen helpen bij de verzorging van de pasgeboren bevertjes. De bever is geslachtsrijp naar 2-3 jaar. Bevers worden gemiddeld 10 jaar oud, maar kunnen wel 20 jaar worden. De groep bezet een territorium waarvan de grenzen gemarkeerd worden met een geurstof, het bevergeil. Deze geurstof heeft een zoetige, muskusachtige geur en wordt gebruikt in parfums en bittere dranken.
In hun territorium bouwen de bevers hun burcht. De opening daarvan ligt onder water. Vandaaruit graven de bevers naar boven om een droge woonkamer te maken. De opening van de holen is moeilijk te vinden. Een voorraad afgeknaagde wilgenstammetjes rond de burcht verraadt de aanwezigheid. Stort het dak van de burcht in, dan repareren de bevers hun burcht met een berg takken, die afgedicht wordt met bladeren en klei.
Rond mei worden in de burcht 2-4 jongen geboren, die 6 weken gezoogd worden door de moeder. Rond die tijd verlaten de oudste jongen de familiegroep op zoek naar een eigen territorium. De bever plant zich 20 keer langzamer voort dan muskus- of beverratten.
In 1826 werd in de 19e eeuw de laatste bever gedood. Bevers werden bejaagd om hun dichte pels en het bevergeil. In 1988 werden ze weer uitgezet in de Biesbosch en in 1994 in de Gelderse poort. Bevers uit Duitsland en België hadden inmiddels zelfstandig de Maasvallei weten te bereiken. De bever voelt zich thuis in onze waterrijke land met veel zacht hout. Bevers zijn herbivoren en leven vooral van de bast van jonge wilgen, populieren en essen aangevuld met wortelstokken van waterplanten, twijgen en bladeren. Zij vreten ook kruidachtige planten, mais en wortels, maar de akkers moeten wel binnen 20 meter van de waterrand liggen. Vraatschade door bevers is daardoor beperkt.
In hun leefomgeving zorgen zij voor meer biodiversiteit. Door het velgen van stammen krijgen lichtminnende planten en jonge bomen kans. Ook dichtgegroeide plassen vreten zij weer open. Dit voorkomt zuurstofgebrek onder water. Bevers zijn ook bekend of berucht om hun beverdammen. Bevers stuwen het water op om te zorgen dat hun burchtopening onder water blijft en om bevereilanden te vormen. Langs de Nieuweweg bij de Dalhoeve is recent nog een beverdam door het polderdistrict verwijderd. Achter een beverdam vindt bezinking plaats van klei en zand. De ondiepten die daardoor ontstaan zijn gunstige plekken voor de voortplanting van vis en waterinsecten. Zo leveren de bevers een belangrijke bijdrage aan de dynamiek in het ecosysteem.
In het voorjaar van 2021 werd geschat, dat er tussen de 4500-5000 bevers in ons land voorkwamen. De verwachting is dat de populatie nog verder groeit. Die toename zorgt voor problemen. Vanuit de holopening graven bevers tot 10 meter in de oever. Waar de dijk grenst aan het wateroppervlak bestaat het risico, dat bevers het dijklichaam ondermijnen. Het waterschap besteedt veel aandacht aan het bever-onvriendelijk maken van dijkvoeten. Met gaas of betonstenen langs de oevers, een puinscherm tot op 1 meter, het vergroten van de afstand tussen waterrand en teen van de dijk en het verwijderen van de begroeiing in combinatie met begrazing worden de bevers geweerd. Ook wordt de bever weggelokt door elders een bevervriendelijke omgeving aan te leggen. Langs de vele sloten en weteringen kunnen al die maatregelen niet genomen worden. Het gevaar bestaat, dat bevergangen voor verzakkingen in het land zorgen met risico’s voor vee en bestuurder landbouwmachines. In Brabant en Limburg heeft men plaatselijk moeten overgaan tot bejaging van de bever.
Copyright@ 2021 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a