
Nr. 32 Wilde eend en krakeend
Wilde en tamme eenden
De wilde eend is hier in Alphen een bekende verschijning in sloten, vijvers of op de zandplassen. Het kleurrijke mannetje, oftewel de woerd, heeft een groene kop met daaronder een witte ring en een kastanjebruine borst. Als enige eendensoort hebben de mannetjes van de wilde eend een krul in de middelste staartveren. De vrouwtjes van de wilde eend hebben een bruin camouflagepak, waardoor ze broedend op het nest minder opvallen. De vrouwtjes en woerden hebben op de vleugel een donkerblauwe/paarse vlek met witte rand.
De wilde eend heeft oranje poten en een geelgroene, platte snavel. Het bekende eendengekwaak wordt alleen geproduceerd door de vrouwtjes. De mannetjes maken zachtere geluiden en fluiten bij het baltsen.
Door gericht fokken zijn uit de wilde eend tamme vormen gefokt met andere kleuren, groter formaat of een toef op hun kop. In de groep wilde eenden bij de vijver bij de tingieterij of op de wetering in de Lindenlaan zie je mengvormen van wilde eenden met tamme eenden.
Europese mix
In de herfst worden de koppels al gevormd. Dat kan gepaard gaan met felle strijd tussen rivaliserende mannetjes, die elkaar onder water duwen. Wilde eenden in heel Noord-Europa en in Noord-Amerika lijken sterk op elkaar. Er zijn geen ondersoorten. Dat heeft te maken met de koppelvorming in de herfst. Daarbij kan een Nederlandse woerd meevliegen met een Russisch vrouwtje of een Ierse woerd volgt zijn Duits vrouwtje. Er vindt hierdoor vermenging plaats van alle wilde eenden in Europa.
Overal waar zoet water te vinden is, tref je de wilde eend aan. Het water mag niet meer dan een meter diep zijn in verband met het opduiken van voedsel. De wilde eend is een alleseter. Hij eet waterplanten en graast op het land. Kleine diertjes als waterinsecten, mossels, slakken en visjes staan ook op zijn menu. Op het land eet de wilde eend graag slakken en wormen. Loopeenden zijn goede slakkenbestrijders in de tuin.
Moedereend staat er alleen voor
De wilde eend broedt van februari tot augustus. De broedduur is 24 tot 32 dagen. Wilde eenden kunnen hun nest op de gekste plekken maken, zoals op daken of in een knotwilg, maar meestal ligt het dicht bij de waterkant. De eieren liggen in een kuiltje bedekt met droge planten en dons van de moedereend. De wilde eend broedt een of twee keer per jaar. Een nest kan uit wel vijftien eieren bestaan. Omdat de eend maar een ei per dag legt, duurt het enige tijd voor het vrouwtje met broeden kan beginnen. De woerd bemoeit zich niet met het broeden en ook niet met het grootbrengen van de kuikens.
De kuikens hebben zwart-gele donsveren met een zwarte oogstreep. Een gele onderkant geeft de kuikens minder kans door roofvissen ontdekt te worden en een donker bovendek maakt ze minder zichtbaar voor roofvogels.
Zo gauw de jongen uit het ei en opgedroogd zijn, neemt de moedereend ze mee het water op. En daar beginnen de gevaren.

Achteruitgang
De meeste wilde eenden zijn standvogels, die zomer en winter hier blijven. Kleine aantallen trekken zuidelijk naar Engeland of Ierland. Uit Rusland en Scandinavië arriveren hier ’s-winters wel veel wilde eenden als wintergasten.
Omdat de wilde eend een zeer algemene broedvogel in Nederland is, valt het niet op dat de wilde eend hard achteruitgaat. Sinds 1990 nemen de aantallen om nog onduidelijke redenen af. De afname is zo’n 33 procent. Rond 2020 werd het aantal broedparen geschat op 180.000 tot 280.000. In de winter komen daar nog zo’n 500.000 tot 700.000 wilde eenden uit het noorden bij. Ook die aantallen dalen. Waarschijnlijk komt dit door relatief zachtere winters ook in Noord-Europa.
Het vermoeden bestond, dat de afname te maken had met de overlevingskans van de kuikens. De Vogelbescherming ontwikkelde een app, de kuikenteller, om hier meer over te weten te komen. De lotgevallen van de kuikens bij een eendenvrouwtje kunnen ermee worden doorgegeven. De app is nog steeds beschikbaar en gegevens zijn nog steeds welkom.
Met behulp van die gegevens werd vastgesteld, dat kuikens van de wilde eend maar 13 tot 24% kans hebben om de leeftijd te bereiken, waarop ze kunnen vliegen. Dat is laag, want wilde eenden in andere Europese landen hebben 35 tot 50% kans om die leeftijd te bereiken. Het is nog niet helemaal duidelijk waaraan dit ligt. Wel bleek dat kuikens op water met meer oeverbegroeiing meer kans hadden. Water- en oeverplanten bieden niet alleen meer beschutting, maar ook meer plantaardig en dierlijk voedsel. In troebel water was de kuikenoverleving ook groter. Dat laatste houdt waarschijnlijk verband met de kans om in het water door roofvissen als snoek en snoekbaars gepakt te worden. Ook ratten doen zich tegoed aan eendenkuikens. In landelijke gebieden met laagveen zoals in de provincies Utrecht en Holland liepen de aantallen het meest terug. De landelijke daling van het aantal insecten en kleine waterdiertjes zou daar de oorzaak van kunnen zijn. Of er zijn daar meer vogels als reigers, kraaien, meeuwen en buizerds, die het op de eendenkuikens voorzien hebben. Mogelijk zijn de kuikens zo kwetsbaar door een slechte conditie. Dat kan weer veroorzaakt worden door koud, nat weer of de hoeveelheid beschikbaar voedsel.
Het maaibeleid in waterwegen kan ook een rol spelen en de aantallen vogels die het op eendenkuikens gemunt hebben. Blauwe reiger en zwarte kraai zijn in aantal afgenomen, maar buizerd en manteleeuw zijn weer toegenomen.
Duidelijk is dat de achteruitgang van de wilde eend te maken heeft met de lage overlevingskans van de kuikens. Een complex aantal factoren speelt hierin een rol. De slotsom is dat verder onderzoek nodig is. Wat wel duidelijk is, is dat meer begroeiing langs de waterkant en in sloten de kuikens meer kans geeft te overleven. Ook afgeschuinde waterkanten helpen hierbij. Kuikens kunnen uit het water en hebben minder kans onderkoeld te raken of door uitputting te verdrinken. Polderdistrict en gemeente zouden hier in hun beheer rekening mee moeten houden.
Chique heer in de eendenpoel

In het gezelschap van wilde eenden en kuifeenden zie je ze vaak krakeenden. Op het water in de ontzandingsplassen en in de polder kun je ze aantreffen. Vooral de vrouwelijke krakeend lijkt op de wilde eend, maar de krakeend is fijner gebouwd. De vrouwelijke krakeend heeft niet de blauw-violette vlek op de vleugels die de wilde eend heeft. In plaats daarvan heeft het vrouwtje van de krakeend een witte vlek op de vleugels. Behalve aan die witte spiegel op de vleugels kun je de vrouwelijke krakeend ook herkennen aan de oranje snavel en de witte buik.
De mannelijke krakeend heeft een bruine borst, een donkere staart en een bruingrijs lichaam. Dat grijs van de mannelijke krakeend bestaat uit fijne bruine, beige, grijze en zwarte streepjes. In vergelijking met de woerd van de wilde eend is het een chique heer. Ook de mannelijke krakeend heeft de witte spiegel op de vleugels en een witte buik. Zijn snavel is zwart.
Ook bij krakeenden snatert het vrouwtje, terwijl het mannetje veel stiller is en een fluitend geluid maakt. De naam krakeend is afgeleid van het geluid dat de mannetjes maken: een lage, kwakende krak.
Schuwe watervogel
In de winter zie je de krakeenden op allerlei open waters. In het broedseizoen hebben ze een voorkeur voor stilstaand of licht stromend, ondiep water omzoomd met een ruige oeverbeplanting. De krakeend is veel schuwer dan de wilde eend en vliegt meteen op bij benadering. De krakeend komt voor op het noordelijk halfrond van Azië tot Noord-Amerika, maar de krakeend mijdt de koude, Arctische gebieden. Sommige krakeenden in Nederland blijven jaarrond hier, andere trekken naar het Middellandszeegebied om te overwinteren. Krakeenden uit Rusland en Scandinavië komen weer hier overwinteren.
Net als bij de wilde eend zijn de broedkoppels al gevormd als zij aankomen in het voortplantingsgebied. En net als bij de wilde eend broedt alleen het vrouwtje op de 7 tot 12 eieren, die geel tot roze getint zijn. De krakeend broedt later in het seizoen: in de periode mei-juli worden de eieren gelegd in een goed verscholen nest. Meestal wordt het nest gemaakt in een stukje van de waterkant in ruige begroeiing. Daar zijn de nesten veilig en worden ze ook niet zo vaak verstoord als bij de wilde eend, wanneer er gemaaid wordt.
Ook de krakeend is een vegetariër, die zich voedt met bladeren, knoppen, wortelstokken en zaden. De krakeend zoekt grondelend en slobberend naar voedsel in het water. De krakeend eet maar weinig dierlijk voedsel. In de wintermaanden wordt het plantaardig menu aangevuld met insecten en weekdieren als slakken en mossels.
Van zeldzaam naar talrijk
In 1929 was de krakeend nog zeldzaam in ons land. In de zeventiger jaren werd het aantal broedparen geschat op 500 tot 800, nu zijn er dat naar schatting 12.000 tot 21.000. Daar komen in de winter nog zo’n 100.000 overwinteraars bij. De krakeend doet het goed in voedselrijk water. Daar vindt de soort een overvloed aan plantaardig voedsel. Aan te voedselrijk oppervlaktewater is in Nederland geen gebrek door nitraat en fosfaat uit verkeer, uitspoeling uit akkers en weilanden en uit gezuiverd rioolwater. Door de Deltawerken, de aanleg van de Markerwaard en de vele wetlands die er de afgelopen decennia zijn bijgekomen, heeft de krakeend er in Nederland veel leefgebieden bij gekregen. Dat verklaart het succes van deze ranke eendensoort.
Copyright@ 2024 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a.
Foto’s © Natuur-fotos, bbn Vara,IVN