
Nr. 34 Torenvalk
“Toren – valk”
Onze kleinste roofvogel, de torenvalk, komt hier nog veel voor in het veld en boven de uiterwaarden. Deze roofvogel valt meteen op, omdat hij biddend in de lucht hangt. Ooit was het de meest talrijke roofvogel die hier voorkwam, maar die positie wordt nu ingenomen door de veel grotere buizerd.
Torenvalken broeden van nature op een rotsrichel en vroeger hier ook vaak in een kerktoren. Dat verklaart zijn naam, maar de galmgaten in kerktorens zijn bijna allemaal met gaas gedicht tegen duiven.
De bovenzijde van de torenvalk is roodbruin met zwarte stippen. Het mannetje heeft een grijze kop en staart en is iets kleiner dan het vrouwtje. Het mannetje heeft een zwarte eindstreep op zijn staart. Het vrouwtje heeft meerdere zwarte strepen op haar staart. Haar staart is gebandeerd. De buikzijde heeft een lichtere roodbruine tint, ook weer met zwarte stippels. Een torenvalk is al na een jaar geslachtsrijp en wordt in de natuur maximaal zestien jaar.
Roofvogel boerenland
De torenvalk komt voor in open of halfopen landschap zoals boerenland met grasland en akkers, boven heide-, veen- en duingebieden. Het jachtgebied van een torenvalk is een tot tien vierkante kilometer groot, afhankelijk van de muizendichtheid.
Fruittelers plaatsen torenvalkkasten in hun boomgaarden. De torenvalk is daar een graag geziene gast, want het is een uitgesproken muizenjager. Muizen in een boomgaard zorgen met hun gegraaf voor schade aan de boomwortels. Misschien heeft de aanwezigheid van torenvalken in een boomgaard ook wel een afschrikkend effect op spreeuwen.
Alleen bij gebrek aan muizen pakt een torenvalk jongen van weidevogels en kleine zangvogeltjes als mussen. Ook sprinkhanen, wormen en slakken worden als voer gebruikt, net als padden en hagedissen.
Bidden in de lucht
De torenvalk beweegt met een rustige slag door de lucht en hangt vaak biddend stil in de lucht loerend naar een prooi. Bij dat bidden klapwiekt de torenvalk en blijft dan stil hangen. Met snelle, korte vleugelslagen en gebruikmakend van zijn brede staart stabiliseert de torenvalk zijn positie. De torenvalk gaat erg zuinig om met zijn energie, zeker nu in de winter. Het stilhangen in de lucht kost veel energie als er meer windkracht.
De torenvalk pakt zijn prooi altijd op de grond na een stootduik. Deze roofvogel is te langzaam om de prooivogel in de lucht te slaan. De torenvalk vertrouwt op zijn scherpe blik en geduld om zijn prooi te verassen.
Soms wacht een torenvlak zittend op een paal rustig af tot er onder hem iets eetbaars voorbijkomt.
Woelmuizen komen elke twee uur uit hun hol om voedsel te zoeken. Dat weten torenvalken: zij jagen alleen daar waar muizen te vinden zijn en wanneer die muizen boven de grond komen. Bij hoogwater in de uiterwaarden, zoals onlangs in januari, zie je extra veel torenvalken boven een dijktalud bidden. Het zijn buitenkansjes voor de torenvalk om zijn vetreserves aan te spekken.
Superfocus
Net als andere roofvogels kunnen torenvalken scherper zien dan wij mensen. Zij hebben relatief grote ogen die veel licht opvangen. Het hoornvlies van de torenvalk is ook boller dan bij ons oog. Daardoor heeft de torenvalk een minder groot blikveld, maar kan hij wel scherper zien. Het oog van de torenvalk heeft ook twee gele vlekken, terwijl onze oogbol er maar een heeft. De gele vlek is de plek op het netvlies waar het aantal zintuigcellen per vierkante centimeter het grootste is en waarmee dus het scherpst gezien kan worden. Door het bezit van twee gele vlekken is een groter deel van hun blikveld scherp. De torenvalk kan een kever van twee millimeter op een afstand van achttien meter scherp zien, terwijl wij die kever pas op een afstand van vier meter scherp zien.
Showvlucht
In de periode eind maart tot half april zoekt het torenvalkmannetje een territorium om daar met een vrouwtje te broeden. Daar gaat een hofmakerij aan vooraf. Het mannetje laat het vrouwtje al zijn vliegkunsten zien onder het ten gehore brengen van een “kie-kie-kie” geluid. Deze showvlucht is het baltsen van het torenvalkmannetje. Alleen een heel gezond mannetje is in staat tot mooie luchtacrobatiek. Door voor hem te kiezen is de kans groot dat ook de jongen gezonde erfelijke eigenschappen krijgen.

De torenvalk bouwt zelf geen nest. Er worden geen hoge eisen gesteld aan het nest als het maar vliegend te bereiken is. De torenvalk maakt gebruik van nesten van andere vogels als kraaien en eksters of van nissen bij gebouwen. Hier bij ons maakt de torenvalk graag gebruik van nestkasten. In boomgaarden langs de Dijkgraaf de Leeuwweg staan er verschillende. Een torenvalkkast moet open zijn. Op het internet is informatie te vinden over het bouwen en ophangen van een nestkast voor torenvalken.
“Torrenvalken”
In de periode mei-juli legt het vrouwtje vier tot zes eieren die 27-31 dagen bebroed worden. Het broeden gebeurt hoofdzakelijk door het vrouwtje; heel af en toe gaat het mannetje op de eieren zitten. Na vier tot vijf weken vliegen de jongen uit. Jonge torenvalken beginnen als “torrenvalken”. Zij zijn nog te weinig vliegvlug om muizen te vangen en concentreren zich op de grond op insecten als kevers en torren. In die periode worden zij nog enkele weken gevoerd door de ouders.
2025 Jaar van de torenvalk
De torenvalk komt in heel Europa voor. Onze torenvalken zijn bijna allemaal standvogels die jaarrond hier blijven. In de winter arriveren wel wintergasten uit noordelijker gebieden.
Rond 2020 werd het aantal broedparen geschat op 3800-7700. In de winter kunnen daar nog tuinduizenden wintergasten en doortrekkers bijkomen. Toch nemen sinds 1990 de aantallen van zowel standvogels als wintergasten gestaag af. Er is nu nog maar een kwart over van de torenvalken die hier rond 1950 voorkwamen. De meeste veld- en woelmuizen komen voor in grasland. Door intensiever gebruik van grasland vermindert het aantal muizen. Ook wordt grasland omgezet in akkerland. Minder voedsel dus voor de torenvalk. In jaren met een muizenplaag wordt er een opleving gezien in de aantallen torenvalken.
Om de teruggang een halt toe te roepen, heeft de Vogelbescherming de torenvalk uitgeroepen tot vogel van het jaar 2025. De Vogelbescherming helpt de torenvalk door onderzoek, voorlichting en de aanleg van kruidenstroken, takkenrillen en hooioppers in natuurgebieden, omdat daar meer muizen te vinden zijn. Ook gaat de Vogelbescherming meer nestkasten voor de torenvalk ophangen.
Copyright © 2025 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a.
Foto’s © BBNVara, Stichting Hofvogels