Slag Alphen

Nr. 37 Merel

Serenade op de daknok

Er zijn maar weinig vogels in onze tuin die zo helder en vrolijk fluiten als de merel. Op een mooie zomeravond verrassen zij ons bovenop de dakrand met melodieus gezang. Hun gezang is niet alleen erg klankrijk en helder, maar ook warm van toon en opgewekt.
Het lijkt alsof de merel eindeloos andere strofes zingt, maar na langer luisteren valt op, dat er toch een terugkerend patroon inzit. De strofen duren ongeveer vier tot vijf seconden. De strofen beginnen vrij laag en eindigen met hogere klanken, tierelantijntjes en trillers. De pauzes tussen de strofes duren een enkele tot vele seconden.
Het merelmannetje zingt om een vrouwtje over te halen hem als partner te kiezen. Al einde winter beginnen zij met het ten gehore brengen van hun gezang. Een uur voor zonsopgang strijken merels neer op de daknok. Hun gezang verstomd als het licht wordt, dan gaan ze massaal voedsel zoeken. Kort voor zonsondergang hervatten zij het fluiten en gaan daarmee door totdat het donker is. Door de stilte ’s-avonds en in de ochtend draagt hun geluid verder. Met hun concert baken de merelmannen ook hun territorium af.

Bos – en stadsmerels

Merels blijven hun leven lang leren. Ze blijven melodietjes leren en hun repertoire uitbreiden. Ze nemen elementen van elkaar over. Lokaal lijken hun composities daardoor op elkaar. Ze pikken niet alleen vogelgeluiden op, maar ook die van radio’s, mobieltjes of van mensen die zingen of muziek maken. Jongere merelmannetjes hebben een minder uitgebreid repertoire. Bij hen hoor je vaker herhalingen.
Merels in een bos zingen weer anders dan in een stad. Stadsmerels moeten boven het stadslawaai uitkomen. Bovendien is er in een dorp of stad meer onderlinge concurrentie dan in een bos. De merelman moet in de stad harder en complexer fluiten om een merelvrouwtje te imponeren.
Bosmerels zijn ook in andere opzichten een beetje anders dan de stad- en dorpsmerels. Ze zijn schuwer, leggen minder eieren en eten vooral rupsen in plaats van wormen. Ook vliegen ze lager. Ze hebben nog niet geleerd op te passen voor het verkeer.

Vogelsongfestival

Luisteraars van het radioprogramma “Vroege vogels” kozen de merelzang tot populairste vogeldeuntje, zelfs boven dat van de lijster. De zang van de zanglijster heeft een even warme klankkleur, maar is minder gevarieerd en melodieus. De zang van de lijster kent meer herhalingen en heeft in een strofe niet het verschil tussen de lage tonen aan het begin en de hoge, schelle tonen aan het einde van een strofe.
Merels maken ook agressieve geluiden, wanneer bijvoorbeeld een concurrent verjaagd moet worden uit hun territorium of wanneer kraaiachtigen eieren en jongen bedreigen. Ze maken angstige geluiden, wanneer er een roofvogels in de lucht is en zij elkaar waarschuwen. Ze hebben zelfs aparte geluiden voor algemene onrust, een vijand in de lucht of op de grond, zoals een huiskat.

Sexy, gele snavel

Van oorsprong is de merel een bosvogel. Nog steeds is de merel daar zeer algemeen, maar de soort heeft zich goed aangepast aan de mens. Overal in de stad en in dorpen zie je deze vogel in tuinen en parken hippen. De merel is makkelijk te herkennen. De merel is 23 tot 29 centimeter groot. De mannetjes zijn egaal zwart met een geel tot oranje snavel. Het vrouwtje is bruin met donkere strepen op de borst. Haar snavel is geel tot bruin.
Het merelvrouwtje valt niet alleen voor de merelman om zijn muzikale talent. Nog meer let zij op zijn snavelkleur. Hoe geler zijn snavel, des te meer kans maakt dat mannetje. Instinctief kiest het vrouwtje voor dit mannetje. Een felgele snavel wijst bij de merel op een goed werkend afweersysteem. Voor de vorming van de gele snavelkleur zijn carotenoïden nodig: een gele kleurstof die ook in worteltjes en gele paprika’s zit. Die kleurstof is ook nodig voor het functioneren van het afweersysteem van de merel. Een merelman met een felgele snavel is dus niet ziek, want hij heeft die carotenoïden over. Zo’n supergezond mannetje kan later goed voor hun jongen zorgen en er is veel kans dat de jonkies ook een goed werkend immuunsysteem erven.

Slecht verstopt nest

Al in maart kunnen de eerste merelnesten gevonden worden. Merels blijven nesten maken tot in juli. De merel maakt er niet veel werk van om zijn nest te verstoppen. Het zit meestal niet zo hoog in een heg. Het komvormig nest is gemaakt van takjes en droog gras. De binnenkant is afgewerkt met modder, fijner gras en blaadjes. De merels leggen vier tot vijf eitjes. De broedduur is kort: twaalf tot vijftien dagen.

De jonkies worden nog drie weken door de ouders gevoerd. Soms alleen door de vader, omdat moedermerel alweer aan een nieuw legsel is begonnen. Jonge merels verlaten al vroeg het nest, al voor zij goed kunnen vliegen. Met geluiden laten zij de ouders weten waar ze gevoerd moeten worden.
Op de grond zijn de jongen kwetsbaar. Veel jongen vallen ten prooi aan marters, ratten en huiskatten. Ook veel nesten gaan verloren. Ze worden te makkelijk gevonden en daardoor worden eieren vaak geroofd door kraaiachtigen, marters en ook eekhoorns. Gemiddeld worden slechts in een op de vier nesten de jongen vliegvlug. In een bos is dat zelfs maar 17%, in bebouwde omgeving is het iets beter, namelijk 33%. Ter compensatie broeden merels vaker per jaar. Meestal twee keer, maar soms wel drie of vier keer.

Usutuvirus

Merels zie je hier het gehele jaar. Een klein aantal trekt ’s-winters naar Zuid-Engeland of naar Zuid-Spanje of Portugal. Merels uit het Noorden trekken in de herfst, meestal ’s-nachts, over ons land. Een deel van die Scandinavische merels blijft hier overwinteren. In het voorjaar zijn er weer trekbewegingen naar het Noorden.
De merel is de meest voorkomende broedvogel in Nederland. De schattingen lopen uiteen van 500.000 tot 900.000 in de zomermaanden. In de winter komen door nog twee tot drie miljoen overwinteraars bij. Overal waar een stukje gras met bomen en struiken te vinden is, vind je ook merels. Merels zijn omnivoren: ze eten wormen, slakken, insecten, maar ook bessen en zaden. Net als kieviten trappelen merels op de bodem. Voor regenwormen is dit het signaal, dat het regent of dat een mol de grond omwoelt. Zij kruipen omhoog en worden door de wachtende merel opgepikt.
De laatste tien jaar is de populatie stabiel. Tien jaar geleden leek de merelstand ernstig bedreigd te worden door de merelziekte. De merel leek zelfs even uit het stads- en dorpsbeeld te gaan verdwijnen. Een virus uit Afrika bedreigde de merelstand. Dit Usutuvirus kwam door trekvogels in 2012 in Europa. Tussen 2016 en 2018 zorgde het ook in ons land voor grote sterfte onder de merels. Ook andere zangvogels en uilen zijn gevoelig voor dit virus.
Inmiddels heeft er een natuurlijke selectie plaats gevonden. De merels met een afweersysteem, dat opgewassen was tegen dit virus, hebben het overleefd. Zij hebben zich weer vermeerderd. Het Usutuvirus waart echter nog steeds rond, zij het op beperktere schaal. Zieke merels herken je snel: ze zijn makkelijk benaderbaar, vermagerd en hebben een verfomfaaid verenpak. Zieke vogels kunnen gemeld worden bij het Sovon, die de ontwikkelingen in de gaten houdt.

Copyright © 2025 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a.
Foto’s © Wikipedia, Veluwezoominbeeld

Scroll naar boven