
Nr. 4 Vreemde eenden in de bijt
In de jaren ‘60/’70 kwamen overwinterende eenden en ganzen uit Scandinavië en Siberië hier in Maas en Waal nauwelijks voor. Die werden aangetroffen in Friesland, Holland en bij de Waddenzee. In de decennia daarna trokken deze overwinteraars verder naar het zuiden en bereikten ook het Rivierenland. Met de komst van de ontzandingsplassen in Over de Maas hier in Alphen en de nevengeulen in het natuurgebied Hemelrijke Waard aan de overkant bij Ooijen vinden overwinterende ganzen en eenden hier een ideaal leefgebied: plassen met zachte oevers, ondiepe nevengeulen en vruchtbare weilanden met een ruige begroeiing, waarin zij kunnen foerageren en schuilen.
De wandelaars rondom de plassen zien hier volop grauwe en kolganzen, de grote Canadese gans en de exotische nijlgans. De soortenrijkdom bij de eenden is niet meer beperkt tot de alom bekende wilde eend. In de plassen kunnen kuifeend, topeend, krakeend, smient, zomer- en wintertaling, pijlstaart en zaagbekken gespot worden. In dit Natuurbericht besteden we meer aandacht aan 3 grotere eendensoorten, die relatief makkelijk herkend kunnen worden op de wandeling langs de schaats- en ontzandingsplas: de bergeend, casarca en slobeend.

Alle drie houden qua formaat het midden tussen een wilde eend en een nijlgans. De bergeend is goed herkenbaar aan de bruine en witte vlakken op het lijf, de groene kop en opvallend rode snavel. Het hele jaar door kan de bergeend hier aangetroffen worden. De bergeend kwam traditioneel veel voor in het duinengebied, waar gebroed werd in verlaten konijnenholen. Ze worden steeds meer langs de rivieren gezien. De bergeend voedt zich vooral met kleine diertjes uit slikoevers en zijn afhankelijk van een voedselrijke sliklaag. Slakken, weekdieren, kreeftachtigen en andere bodemdiertjes staan op hun menu.
Het aantal bergeenden is de laatste jaren in Nederland licht toegenomen. In het duinengebied is er een afname. Waarschijnlijk hangt dit samen met een afname van het aantal konijnen door ziekten. Maar door nieuwe leefgebieden landinwaarts is de populatie toch licht gegroeid.
Na het broedseizoen trekken de bergeenden voor de rui naar het veilige, open water van de Waddenzee. In strenge winters trekken zij naar wateren in Engeland en Frankrijk. Maar nu kunnen ze nog gezien worden hier langs de plassen.

Nauw verwant aan de bergeend is de casarca. De kop is crèmegeel, oranjebruin lijf en bij het mannetje in de zomer een zwarte halsring. Poten en snavel zijn zwart. Afgelopen zomer zocht steeds een groep casarca’s de schaatsplek op als slaapplek. Opmerkelijk dat deze zeldzame soort hier al voorkomt. Een deel van de hier waargenomen casarca’s komt uit Midden-Europa maar een ander deel zijn nazaten van ontsnapte dieren uit dierenparken en privécollecties. Met zijn fraaie uiterlijk wordt deze vogel veel gehouden door hobbyisten.
De casarca is een beschermde soort. Casarca’s zijn altijd te vinden in de buurt van open water, waar ze grondelend naar hun overwegend plantaardig voedsel zoeken. Net als de bergeend broeden ze vaak in holen langs de waterkant.
De casarca is van origine geen Nederlandse broedvogel. Oorspronkelijk kwam deze eend voor in zuidoost Europa, maar breidt zich nu uit richting Duitsland en Nederland. Het aantal in ons land wordt op enkele honderden geschat. Er zijn enkele broedgevallen in ons land bekend, waarschijnlijk hier ontsnapte vogels. Hartje winter zijn er weinig casarca’s in Nederland te vinden.

Voor de intrede van nachtvorst kon op de ontzandingsplas ook een groep slobeenden aangetroffen worden. Deze groep was erg schichtig. Alleen al een turende wandelaars was voor deze eenden aanleiding om de wijk te nemen naar het midden van de plas. Mogelijk waren dit overwinteraars uit Scandinavië.
De mannetjesslobeend heeft als de bergeend witte en bruine vlakken op het lijf, maar de slobeend heeft een brede, platte zwarte snavel. Met die brede snavel filtert de slobeend voedsel uit het water. Zijn voedsel bestaat vooral uit plantaardig en dierlijk plankton en uit planten uit het grasland. Het vrouwtje lijkt op de wilde eend. De slobeend komt bij voorkeur voor in ondiep zoetwater in open gebieden.
De slobeenden kunnen het hele jaar in ons land worden aangetroffen. In de winter zijn er hier gasten uit Scandinavië, maar een deel van de populatie trekt naar Zuid-Europa of Afrika. In Nederland broeden meer slobeenden dan in elk ander land. Toch neemt de soort sinds de jaren ’60 in aantal af en is de soort op de rode lijst van bedreigde diersoorten terecht gekomen. De achteruitgang is waarschijnlijk te wijten aan verlaging waterstand en intensiever landgebruik.
Copyright@ 2021 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a
Foto eenden © Vogelbescherming