
Nr. 41 Egels
Egels beginnen winterslaap
De wintertijd is ingegaan en we zien weinig egels meer in onze tuin. Geen geritsel meer ’s-avonds in de afgevallen bladeren. Egels beginnen nu hun winterslaap. Meestal in een ondiepe kuil afgedekt met bladeren. Ze hebben een stille, rustige plek nodig. Rommelhoekjes in de tuin met bladerhopen, een composthoop of opgestapelde takken zijn ideaal voor de egel om zijn winterkwartier te maken. Afhankelijk van het weer gaat de egel ergens tussen begin november en midden december in winterslaap. Die winterslaap duurt tot april-mei.
Prooidieren zijn voor de egel weinig te vinden in de wintermaanden. De egel moet dan teren op zijn in de zomer aangelegde vetreserves. Door in diepe rust te gaan en heel weinig vet te verbranden, kan de egel de wintermaanden overleven.
De winterslaap is geen gewone slaap. Tijdens de winterslaap vinden er grote veranderingen plaats in het lichaam. De lichaamstemperatuur van de egel verlaagt van 35 naar 10 o C. De hartslag gaat terug van 180 naar 20 slagen per minuut. De ademhaling daalt van 40-50 naar 8-9 ademhalingen per minuut. Ook andere dieren die een winterslaap houden, zoals beren en eekhoorns, passen zich op deze wijze aan. De stofwisseling gaat op een heel laag niveau door. Desondanks verliezen egels in deze rustperiode 20 tot 40% van hun gewicht. Tijdens de winterslaap eet de egel bijna niet; af en toe drinken ze wat en plassen ze.
Om de 7 tot 11 dagen ontwaken de egels tussendoor uit hun winterslaap. Meestal voor enkele uren, soms enkele dagen. Meestal doezelen ze weer door, soms scharrelen ze wat rond om voedsel te vinden. De egel raakt door zijn reserves, wanneer hij vaak wakker wordt tijdens zijn winterslaap.
Stekulverken
In het Maas en Waals dialect wordt een egel “un stèkulvèrken” genoemd. Die naam hoort bij een Afrikaans knaagdier, dat groter is en langere stekels heeft. Onze egel heeft op rug en kop zo’n zeven tot acht duizend stekels van twee tot drie centimeter. Bij de snuit en rondom de ogen heeft de egel een zwarte huid, waardoor een masker ontstaat.
De stekels zijn de verdediging van de egel: een hond of vos laat het wel uit z’n kop om een egel te bijten. Bij zo’n confrontatie rollen de egels zich op tot een bal, waardoor zij aan alle kanten beschermd zijn. Ze hebben daarvoor een speciale kringspier.
Je hoort egels ’s-nachts bezig in de tuin: geritsel in de bladeren, er wordt gesnuffeld, gesnoven, gesnurkt en gesmakt.
Meestal waggelt de egel. Hij kan wel rennen, maar ook dan bereikt hij geen topsnelheid. Ze zijn wel erg lening met klauteren over rommel en takken en kunnen goed zwemmen.
Tuinen als vervanger natuurgebied
De egel komt in heel West-Europa voor, maar niet in bergachtige streken. In Nederland komen egels voor in zowel natuurgebieden als ook in dorpen en steden. Ze voelen zich in verschillende landschappen thuis. Bosranden, struikgewas, tuinen, parken en bossen zijn de leefgebieden van de egel. De grond moet niet te nat zijn en er moet onderbegroeiing zijn.
Egels trekken er ’s-nachts op uit. Ze kunnen kilometerslange tochten maken op zoek naar voedsel. Een egel leeft in een vast gebied, maar ze zijn niet gebonden aan een eigen territorium. Ze verdedigen hun leefgebied niet tegen soortgenoten. Egels moeten hun leefgebied kunnen doorkruisen. Ze zijn gewoontedieren. Vindt een egel voedsel op zijn route, dan zal je dit kleine zoogdier daar vaker tegenkomen.
Egels passen zich ook goed aan. Met het inkrimpen van natuurlijke landschappen zijn tuinen een goede vervanger. Ook daar vindt de egel zijn kostje. Maar dan is het wel prettig voor de egel dat er openingen zijn in de hagen en schuttingen om van tuin naar tuin te kunnen struinen. Anders zijn ze gedwongen om gebruik te maken van wegen, waar ze vaak het slachtoffer worden van autoverkeer. Een kleine doorgang in de tuinafscheiding zorgt voor “egelsnelwegen” in het tuinlandschap. Wel moet je ervoor zorgen dat egels niet verdrinken in de tuinvijver. Een drinkplaats is nodig, zeker in de droge zomermaanden, maar de egels moeten uit een plas kunnen kruipen. Oeverbeplanting of een plank in het water kunnen hun daarbij helpen.
Slakkenvreter
Overdag slapen egels onder struiken of takkenstapels. De afgelopen jaren hebben we al een paar keer een nat voorjaar gehad, waarin slakken massaal onze (moes)tuinplanten aanvreten. Beter dan slakkenkorrels en biervallen helpen egels in je tuin. Zij kraken grote hoeveelheden slakken, wel zo’n 40 per nacht. Ze eten zowel naaktslakken als huisjesslakken, de laatste met huis en al. Verder eten zij insecten, kevers, pissebedden en wormen. Ze vinden hun prooi met hun reuk- en gehoorzintuig. Zij eten ook eieren van grondbroeders, wanneer ze daarop stuiten. In de herfst eten egels ook paddenstoelen en vruchten. Ze zijn dan bezig hun vet te spekken. Geef egels geen schoteltje melk: ze krijgen er diarree van. Bijvoeren van egels is niet nodig, omdat zij hun kostje prima zelf bij elkaar kunnen zoeken.
Moederegel staat er alleen voor

Egels vormen geen vaste paartjes. Egels planten meestal voort in het voorjaar van april tot juni. Het paringsritueel duurt lang en gaat gepaard met veel geluid. Het duurt soms uren voor het vrouwtje het mannetje accepteert.
Egels hebben een nestje jongen per jaar. Na een draagtijd van vijf weken worden de jongen geboren. Het aantal jongen varieert van twee tot tien. De jongen worden blind en naakt geboren. Hun nest met jongen ligt goed verstopt in een compost-, takken- of puinhoop. Al na enkele uren verschijnen witte stekels. Voor de jonge egels volwassen zijn, wisselen ze nog twee of drie keer van stekels, die geleidelijk bruin worden. Ook volwassen egels vervangen na anderhalf jaar hun stekels.
Na twee weken kunnen de pasgeboren egeltjes zien en horen en na drie tot zes weken gaan ze ’s-nachts met moeder mee op stap. Tot zes weken zoogt de moeder de jongen. Het mannetje bemoeit zich niet met de kinderzorg.
De jongen uit een worp blijven tot de winter bij elkaar en doen hun winterslaap in het nest waarin zij geboren zijn. Moederegel maakt voor zichzelf een nieuw nest.
Egels worden gemiddeld vijf tot zes jaar met uitschieters naar tien jaar.
Minder egels
De afgelopen 30 jaar is het aantal egels met 50% verminderd. Dit heeft meerdere oorzaken. De afname in biodiversiteit zorgt voor minder insecten, dus ook minder voedsel voor de egel. De droge zomers in de laatste jaren zijn nadelig voor egels. Plassen en sloten komen in bepaalde gebieden droog te staan en de egels kunnen dan moeilijk hun dorst lessen.
Jaarlijks worden jammer genoeg 135.000 egels door auto’s overreden. De egel is langzaam en zijn eigenschap om zich tot een bal op te rollen bij gevaar helpt niet bij een naderende autoband.
Sommige egels overleven een aanvaring met een robotmaaier niet. Deze ongevallen kunnen makkelijk voorkomen worden door de robotmaaier niet ’s-nachts het gazon te laten maaien.
Een andere negatieve factor is onze Hollandse netheid. In strak opgeruimde tuinen zonder rommelhoekjes kan de egel weinig slakken, kevers en wormen vinden. Door dichte omheiningen kan de egel niet van tuin naar tuin op zoek naar voedsel. Ook op het platteland is de rommeligheid afgenomen: ook daar strak opgeruimde erven. Er zijn steeds minder half ingezakte schuurtjes, hopen met takken en plantenresten of verwilderde stukjes grond.
De egel zou erbij gebaat zijn als we pas in de lente onze tuin voorjaarsklaar maken en onder bomen en struiken bladeren laten liggen en hier en daar een hoopje snoeihout. Een kleine opening in de schutting is al voldoende om ze naar een volgende tuin te laten kruipen, waardoor ze de weg kunnen vermijden. En vooral: laat ze met rust!
Copyright © 2025 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a., foto’s © Dierenbescherming Nederland, Wikipedia