Slag Alphen

Nr. 7 Lenteboden

Langs een aantal toegangswegen tot de kern van Alphen zijn door de werkgroep biodiversiteit van SLAG in samenwerking met de gemeente verwilderingsbollen gepoot. Aan de Lindenlaan, aan einde Heuvelstraat, bij de vijver in de Middendam, bij dijkopgang Greffelingsestraat en in het gazon op kruispunt Driehuizenstraat Kerkstraat bloeien de eerste lenteboden: krokussen, botanische narcissen, hoepelroknarcis, knikkende vogelmelk. Niet alleen verfraaien deze bloemen het aanzien van deze straten ze geven ook de eerste bijen- en hommelkoninginnen die uitvliegen met hun nectar een powernap om een nieuwe kolonie te kunnen stichten.

De aangeplante bollen behoren tot de stinzenflora. Stins is een oud Fries woord voor stenen huis. Tegenwoordig worden er in het Noorden van het land landhuizen en boerenhofsteden stinsen genoemd. Door de welgestelde eigenaren werden al eeuwen uit Zuid- en Oost-Europa geïmporteerde bollen in hun tuinen gepoot. Er vond een natuurlijke selectie plaats. Die soorten, die in ons klimaat goed gedijden, overleefden. Door de eeuwen vond er verspreiding plaats naar andere tuinen en de vrije natuur. Nu kleuren in Groningen, Friesland en langs de Vecht gazons bij kastelen, landgoederen, domineeswoningen en kerken massaal geel, blauw, wit door de bloeiende stinzenplanten. Tot de stinzenplanten behoren bijvoorbeeld ook Helleborus, winterakoniet, sterhyancinth, lenteklokjes, longkruid en kievitsbloem.

Niet alleen de stinzenbollen ook de tulpen, hyacinten en narcissen, komen oorspronkelijk allemaal uit de warmere streken van Oost- en Zuid-Europa. Deze bollen komen daar voor op droge berghellingen of onder bomen. Hun overlevingsstrategie is bloeien en zaad en nieuwe bollen vormen voor hun leefomgeving in de zomer te droog wordt of het blad van bomen teveel schaduw geeft. Voor de zomer is hun blad alweer verdord en overleven zaad en bol tot het volgende voorjaar in de bodem. Bolgewassen maken meer zaad en kleine bolletjes wanneer ze hun groeicyclus kunnen voltooien en men wacht met afknippen blad en bloemstelen totdat deze verdord zijn. De bladeren kunnen dan nog een tijd voedsel produceren voor de zaad- en bolvorming.

De eerste soorten, die het voorjaar aankondigen, zijn het sneeuwklokje en de krokussen. Vanaf de middeleeuwen komt het sneeuwklokje hier voor. Vanuit (klooster)tuinen is het verwilderd. Het sneeuwklokje breidt zich makkelijk uit. Vermeerdering vindt meestal plaats door de kluit bolletjes op te delen, maar als op warme dagen er kruisbestuiving optreedt kan er ook hier in Nederland zaadvorming optreden. De zaden worden door mieren versleept, omdat er aan het zaad een mierenbroodje vast zit. Het sneeuwklokje doet zijn naam eer aan. De bloemen zijn goed bestand tegen kou en sneeuw en de klokjes prijken fier boven een besneeuwd grasveld uit. Op de witte bloedblaadjes komen groene vlekken voor met minieme verschillen tussen de honderden soorten en variëteiten van het sneeuwklokje. Alle delen van het sneeuwklokje zijn giftig!

Op de verwilderingsplekken in Alphen komen gewone krokussen en de Boerenkrokus voor. Met zijn felle paarse en gele kleuren en gestreepte bloembladeren valt de krokus meteen op. In de bloem zitten een opvallende oranje stamper en gele meeldraden. Uit de gedroogde stampers en meeldraden van de Saffraankrokus wordt door droging het dure keukenkruid saffraan verkregen. Bij de gewone bonte en gele krokus heeft de gehele bloembuis kleur. Bij de ielere Boerenkrokus is de bloembuis wit. De bloemkleur van de Boerenkrokus is licht tot donker paars. Een ander verschilpunt is de bloemvorm na de bloei. Bij de gewone krokus behoudt de bloem zijn bekervorm, bij de Boerenkrokus zakt na de bloei de bloem in elkaar tot een stervorm. De gewone krokus komt oorspronkelijk uit berggebieden in Midden- en Zuid-Europa met een bloeitijd direct na het smelten van de sneeuw. Vanaf 1550 komen krokussen hier voor. Nog steeds breiden kwekers het aantal kleurvariëteiten uit en worden krokussen gekweekt met een veel grotere bloem dan de oorspronkelijke soort. Net als sneeuwklokje verwildert de krokus makkelijk door nieuwe bolletjes en ook via zaad, vooral de Boerenkrokus duikt op veel nieuwe plaatsen op in het gazon. De Boerenkrokus stamt uit de Balkan. De boerenkrokus start de bloei eerder dan de gewone krokus, maar afhankelijk van de temperatuur kan hun bloei overlappen.

Er zijn tientallen soorten narcissen. De grootkronige en trompetnarcissen zijn bekende tuinplanten. In de stroken met verwilderingsbollen komen miniatuur narcissen voor en de Hoepelroknarcis. De narcissoorten komen uit Oost- en Zuid-Europa. Alleen de wilde narcis komt van nature in Nederland voor. Zijn verspreidingsgebied reikt tot in Zuid-Limburg. De bloem van de wilde narcis heeft een trompet van gele kroonblaadjes omringd door lichtgele kelkblaadjes. Narcissen zijn sterke tuinplanten, die zich makkelijk in border of gazon handhaven en uitbreiden. Anders dan tulpen en hyacinten hoeven de narcisbollen na het groeiseizoen niet opgegraven te worden. Ze kunnen in de grond blijven zitten en de kluit bollen zal elk jaar in omvang toe nemen. Een grote kluit kan na het groeiseizoen opgegraven en opgedeeld worden om weer op andere plekken uit te poten.

De veel fragielere hoepelroknarcis heeft tere gele bloedblaadjes. De bloem heeft niet de trompetvorm maar de vorm van een hoepelrok of petticoat. Oorspronkelijk komt deze soort uit Spanje en Noord-Afrika.
In bol en blad van de narcis komt een giftige stof voor, die bij inname braken, buikpijn, diarree tot gevolg kan hebben. Hoveniers, kwekers en bloemisten die veel in contact komen met narcissen kunnen met een huidaandoening te maken krijgen.

De gewone vogelmelk, die je kunt vinden in de bollenstrook bij de vijver in Middendam, is een minder bekende bolsoort. Deze soort heeft stervormige, witte bloem in een flodderige tros. De bloemblaadjes hebben aan buitenzijde in het midden een groene streep. De vogelmelk is in alle delen giftig. Deze zeldzame soort, die op de Rode lijst staat, was ooit een akkeronkruid. Nu komt de gewone vogelmelk nog voor in uiterwaarden, wegbermen, op oude kerkhoven en langs duinenranden. In Nederland gaat zijn verspreiding alleen via bollen. Net als de meeste bolgewassen stamt ook deze soort uit Zuid-Europa en Klein-Azië

Copyright@ 2022 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening  © Jan Glas, Johan Bergsma e.a
Foto’s Landleven, Wikipedia

Scroll naar boven
Ga naar de inhoud