
Nr. 9 Steltlopers op de schaatsplas
Steltlopers als de kluut en strandplevier voelen zich thuis op de ondiepe schaatsplas bij de molen. Met de kop omlaag zoeken zij met hun lange snavels de bodem af op zoek naar voedsel.
De kluut is de fraaiste van de steltlopers. De kluut is genoemd naar zijn roep: kluutkluut. De kluut heeft een zwart-wit verenkleed, blauwgrijze lange poten en een lange omhoog gekrulde snavel. Het ideale gereedschap om door de bodemlaag te woelen om slakjes, kreeftjes, schelpdieren en wormen te vinden. Met maaiende bewegingen gaat de kluut door het ondiepe water en zeeft het water in zijn snavel om er zijn voedsel uit te halen. De kluut zoekt zijn voedsel niet alleen in het water, maar eet ook jonge planten in weilanden en op akkers. Zo’n twintigtal kluten is elke dag aan te treffen bij de schaatsplas. Kluten komen veel voor langs onze kust, op het wad en slikgronden, maar ook op modderige en zanderige oevers langs meren en rivieren. De kluut komt van West-Europa tot in Centraal-China voor en in Noord-Afrika.

De kluut broedt ook in Nederland. De kluut maakt een nestje op de grond bekleed met stengels en stukjes schelp. De kluut broedt in kolonies. Gedurende zo’n 25 dagen broeden de partners om de beurt. De afwisseling van de broedbeurt is een hele ceremonie. De partner, die aan de beurt is, holt enkele malen om het nest, gooit stukjes stengel en schelp richting het nest, waarna de broedende kluut het nest verlaat. De kluut die gaat broeden, keert eerst alle eieren. De jongen zijn nestvlieders. Zij verlaten met de moeder na het uit het ei komen de nestplaats en zoeken het water op. Wanneer de kluut jongen heeft en bedreigd wordt, dan leidt de moeder het roofdier af door een vleugel te laten hangen en te suggereren dat zij gewond is.
Opmerkelijk bij de kluten is, dat zij voorafgaande aan de paarvorming in groepen baltsen. Bij deze hofmakerij vormen de vogels een kring, schuiven met hun snavels over de bodem, stampen met hun poten en slaken opgewonden kreten.
Kluten trekken in het najaar langs de kust naar overwinteringsgebieden in Zuidwest-Europa en Noordwest-Afrika. Maar met de zachter wordende winters zijn er ook steeds meer kluten die hier blijven overwinteren. De weggetrokken kluten keren vanaf eind maart terug.
De kluut heeft als leefgebied ondiepe plassen nodig met matige begroeide, slikkige oevers en schelpen of zandstrandjes. Door het oprukken van de begroeiing verdwijnt dit biotoop vaak weer. Begrazing langs de waterrand zorgt ervoor dat de half begroeide oeverrand in stand blijft en daarmee het leefgebied van de kluut. De kluut is een beschermde vogel. Sinds 1990 gaat de populatie in Nederland achteruit. Dit komt door roofdieren, die eieren uit nesten roven, verdwijnen van geschikte broedgebieden en waterverontreiniging. De opgespoten zandvlakten bij de havens van Antwerpen en Maaspoort waren gebieden waar veel kluten voorkwamen, totdat deze gebieden bebouwd werden. De kluut is ook gevoelig voor botulisme en niet onbelangrijk op dit moment ook voor vogelgriep.

De kluut heeft, ook hier bij de schaatsplas, vaak gezelschap van de kleine plevier. Deze vogel is zo groot als een merel, maar ranker en met langere poten. De kleine plevier heeft een zwarte snavel, op zijn voorhoofd een witte vlek en zwarte randen in oogstreek en hals en roze poten. Anders dan de kluut, die de hele schaatsplas doorwoelt, is de kleine plevier vooral langs de rand van de plas te vinden. De kleine plevier kan snel rennen. Hij is heel druk in de weer om voedsel te zoeken. Telkens stopt hij plotseling, pikt in het slik en rent weer verder. Zijn voedsel bestaat vooral uit insecten, kikkervisjes en andere ongewervelde diertjes. De soort broedt hier ook. De kleine plevier is een soort van het binnenland. Het is een pioniersoort, die snel te vinden is op nog onbegroeid land, bij voorkeur aan de waterrand.
Het nest is als bij de kluut een kuiltje op de bodem, gevuld met kiezelsteentjes waartussen de gespikkeld eieren nauwelijks opvallen. De kleine plevier is een lange-afstandtrekker. In de herfst trekt de kleine plevier soms naar Zuid-Europa, maar meestal naar Noord- of midden Afrika. De soort is niet bedreigd. Anders dan de kluut bezet de kleine plevier heel flexibel weer nieuwe geschikte biotopen, wanneer oude leefgebieden verdwijnen. Die flexibiliteit is een van de redenen, dat de aantallen van de kleine plevier niet achteruitgaan.
Copyright@ 2022 Werkgroep Biodiversiteit SLAG
Tekening © Jan Glas, Johan Bergsma e.a
Foto’s © Vogelbescherming